ZONDAG 21b: DE GEMEENSCHAP DER HEILIGEN |
Zondag 21b |
Wat verstaat u onder de gemeenschap der heiligen? Ten eerste dat de gelovigen allen samen en ieder persoonlijk als leden gemeenschap hebben met de Here Christus en deel hebben aan al zijn schatten en gaven. Ten tweede dat ieder verplicht is zijn gaven tot nut en heil van de andere leden gewillig en met vreugde te gebruiken. |
Wat belijdt u met de woorden: vergeving van de zonden? Omdat Christus voldaan heeft, wil God nooit meer denken aan al mijn zonden, ook niet aan mijn zondige aard, waartegen ik mijn leven lang moet strijden. Maar God schenkt mij uit genade de gerechtigheid van Christus, zodat ik nooit meer door Hem veroordeeld word. |
De preek van Ds. J.W. Tunderman over zondag 21b |
Wij doen in deze Zondag belijdenis van het Woord van God over de gemeenschap der heiligen. Om de overvloed van de stof, die in de 21ste Zondag verwerkt is, spraken we al eerder afzonderlijk over de kerk. En nu gaan we het over de gemeenschap der heiligen hebben.
Laat deze manier van behandelen niet een misverstand bij je wekken. Wij spreken in deze Zondag niet over een totaal ander onderwerp dan de vorige keer. Je moet de kerk niet scheiden van de gemeenschap der heiligen. En je moet de gemeenschap der heiligen niet losmaken van de kerk. Want anders beneem je jezelf de mogelijkheid iets van beide te verstaan.
Binnen de christelijke wereld heerst een stug een hardnekkig misverstand ten aanzien van de gemeenschap der heiligen. Men zet namelijk telkens die gemeenschap tegenover de kerk en de kerk tegenover die gemeenschap.
In de kerk ziet men dan alleen het uitwendige, het organisatorische en het formele. En in de gemeenschap der heiligen vermoedt men steeds iets van de warmte van het persoonlijk leven.
De kerk wordt dan traag en log genoemd: het massieve lichaam, waarin geen beweging te krijgen is. En de gemeenschap der heiligen wordt dan gezien als het beweeglijke en spontane. Bij de kerk denkt men steeds aan een grote, zwijgende vergadering en bij de gemeenschap der heiligen denkt men steeds aan de daad van het overgeven van de liefde, aan het intieme verkeer, aan de opening van de harten en aan de ervaring van Gods tegenwoordigheid.
Als je op deze manier verder gaat zie je op een gegeven moment het nut van de kerk niet meer, juist omdat ze zo groot is. De kerk wordt dan overbodig en kan eigenlijk wel gemist worden. En de gemeenschap der heiligen wordt dan als onmisbaar beschouwd, datgene, wat je voor geen prijs zou willen missen, omdat het de leegten in het leven wegneemt.
Geen wonder, dat er velen zijn die zich met een beroep op de gemeenschap der heiligen van de kerk onttrokken hebben, omdat hun hart niet vond, waar zij behoefte aan hadden.
De kerk wordt dan veracht en met de gemeenschap der heiligen wordt dan gedweept.
De achtergrond van dit alles is het individualisme. Men ziet de gelovigen als losse persoonlijkheden. En vanuit de christelijke persoonlijkheid wil men dan opklimmen tot de gemeenschap der heiligen.
Wie dat zoekt, tast steeds in een lege ruimte. Wie een lijn wil trekken, moet niet punt met punt vermenigvuldigen. Honderd keer een punt is toch slechts een punt. En wie de gemeenschap der heiligen wil verstaan moet niet de ene gelovige naast de ander zetten, want dan heb je nog geen gemeenschap.
Gemeenschap der heiligen moet niet gezien worden als een band die gelegd wordt tussen de één en de ander. Die banden zijn er wel, maar ze worden vanuit de gemeenschap gelegd. Omdat er gemeenschap is, daarom zijn er ook banden.
Je moet niet van de enkeling uitgaan om zo een gemeenschap te scheppen. Zo lukt het nooit. Maar je moet de gemeenschap gelovig belijden en dan zie je dat jezelf en je broeder en zuster in die gemeenschap is opgenomen.
Het is de gemeenschap der heiligen, die ons leven overdekt, er grond onder legt, ons opvangt en omsluit.
Daarom is de gemeenschap der heiligen niet iets dat ontstaat op het moment dat jij en ik die beoefenen of er bewust van zijn. De gemeenschap is er eerst en dan pas word ik me er bewust van. Ik heb mijn ogen opgeslagen in de gemeenschap der heiligen, ik ademde haar in en toen ging ik leven. Zij heeft mij tot oefening van die gemeenschap gewekt vanuit de dood en de verscheuring. Ze heeft mij gebaard tot het bewustzijn en ze heeft mijn leven genesteld en ingevlochten in de banden die mij verbinden met alle gelovigen. De gemeenschap der heiligen gaat niet uit van de heiligen. Maar de heiligen hebben deel aan haar. Ze is er. En wij belijden ons geloof: ik geloof de gemeenschap der heiligen. Wat ik geloof dat breng ik zelf niet tot stand, dat gaat aan al mijn werken vooraf. Het werk van Christus en van de Geest is compleet. Er wordt niets in mij verondersteld, maar alles wordt in mij gewerkt. De gemeenschap der heiligen gaat niet van de heiligen uit, ik herhaal het, want ze gaat van de Geest uit. Ze is de gemeenschap van de Heilige Geest, Zijn werk en Zijn schepping. De gemeenschap der heiligen is niet het werk van jou of van mij, maar ze is, als ik het zo eens zeggen mag, de sfeer van de Heilige Geest, ze is Zijn herschepping in dat deel van de mensheid, dat door Hem herscheppend is gegrepen en door Zijn genade werd gered.
Natuurlijk ligt er in de gemeenschap der heiligen ook een roeping opgesloten. Daarover spreek ik straks. Want je moet haar eerst als gave zien, wil je de roeping horen en volgen.
De gemeenschap der heiligen is dus van de Heilige Geest. En daarom valt die gemeenschap samen met de kerk. Want ook de kerk is van de Heilige Geest. Je hebt dus niet hier de kerk en daar de gemeenschap der heiligen. Maar je vindt de gemeenschap der heiligen in de kerk. Je vindt dan ook de hoogste beleving van die gemeenschap niet in de intieme kring en in het vertrouwelijk gesprek, maar aan de avondmaalstafel van de gemeente, daar waar de beker rondgaat van hand tot hand, daar waar wij belijden dat Jezus ons onderling verbindt door Zijn Geest als leden van één lichaam in ware broederlijke liefde. Want de apostel Paulus zegt: Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood (1 Kor. 10:17). Daarom zullen wij allen, die door waar geloof in Christus ingelijfd zijn, om Christus' wil, Die ons eerst zo uitnemend heeft lief gehad, samen één lichaam zijn.
En de grootste zonde, die je tegen de gemeenschap der heiligen kunt doen, is dat je wegblijft van het avondmaal of daar komt zonder dat je je leven aan Jezus Christus gegeven hebt. Zeg daarom niet dat je weliswaar geen kerkelijke gemeenschap hebt met leden van een andere kerk, maar wel ongestoord gemeenschap der heiligen met hen kunt oefenen. Hiermee zeg ik niet dat er helemaal geen gemeenschap der heiligen is met hen die niet van onze kerk zijn. Ik ontken ook niet de oefening van die gemeenschap. Maar ik zeg er tegelijk bij:
het is een gemeenschap die beperkt is. Ik kan wel met je bidden, maar ik kan met jou niet van één beker drinken. Volle gemeenschap der heiligen kun je niet los maken van de avondmaalstafel. Daar waar die volle gemeenschap wordt genoten, daar moet ook die ene avondmaalstafel zijn.
Zo vind je dan hier in de kerk de gemeenschap der heiligen, hier onder de bediening van het Woord en de Sacramenten, hier waar de ambtsdragers bevestigd worden in het ambt van de gemeenschap van de kerk.
Natuurlijk kun je de kerk en de gemeenschap der heiligen wel onderscheiden, ook al kun je ze niet los van elkaar maken. In de kerk en in de gemeenschap der heiligen zie je Gods volk. In de kerk zie je dat volk bijéénvergaderd door het Woord en de Geest van Christus. In de gemeenschap der heiligen zie je het volk van God met hun talrijke bezittingen; je ziet hier de onuitputtelijke hulpbronnen van het leger, dat voor de eer van de Koning strijdt. Je ziet, als je kijkt naar de gemeenschap de heiligen, boven de kerk de hemel geopend, waar Jezus Christus is, Die heel ons leven vervult!
Ik zeg het maar weer met het avondmaalsformulier, zoals de kerk dat op geschreven heeft: Christus heeft ons de levendmakende Geest verworven. Door die Geest, die in Hem als in het Hoofd en in ons als zijn leden woont, doet Hij ons in zijn gemeenschap leven en geeft Hij ons deel aan al zijn schatten: het eeuwige leven, de gerechtigheid en heerlijkheid.
Hier heb je de Christus en de Heilige Geest samen. Het is in de gemeenschap der heiligen als bij de kerk. De kerk is het werk van Christus in de wereld. Maar de belijdenis van de kerk vindt haar plaats in het stuk over de Heilige Geest en onze heiliging. De kerk is volledig het werk van Christus en volledig het werk van de Geest.
De kerk wordt door Christus vergaderd en ze wordt door de Geest tot leven gewekt. Het één als het ander gebeurt door het Woord. Christus vergadert Zijn kerk door het Woord en de Geest wekt door het Woord de kerk tot leven. Want in het Woord is altijd de Geest, omdat de Geest de Geest van Christus is, altijd in Hem en van Hem uitgaande.
Zoals het in de kerk is, zo is het ook in de gemeenschap der heiligen. Zij is de gemeenschap met Christus en ze is de gemeenschap van de Heilige Geest. Want dit is de gemeenschap der heiligen, dat de Geest, Die in Christus is, ook in ons is. Hij is het Hoofd en wij zijn Zijn lidmaten. Met Christus zijn we één lichaam.
En omdat we gemeenschap met Christus hebben en met Hem één zijn, daarom hebben we ook deel aan zijn schatten en gaven. Je ziet hier Christus niet als de Zoon van God, maar je ziet Hem hier als de tweede Adam, als het Hoofd en de Middelaar van het verbond.
In Christus is de Geest van wijsheid, van raad en sterkte (Jesaja 11:2). In Spreuken 8 kun je lezen van de Geest van wijsheid, Die in Christus is. Hij is de opperste wijsheid. En in de profeten hoor je van de Geest van raad en sterkte. De Geest des Heren is op Mij, omdat dat de Here Mij gezalfd heeft (Lukas 4:18).
Met die wijsheid, die raad en die sterkte heb je gemeenschap. Dat is nu jouw wijsheid en jouw raad en jouw kracht. De tweede Adam, Die de dood en de wereld overwon, is door Zijn Geest in jou met al Zijn wijsheid en kracht.
Daar heb je dan de onuitputtelijke achtergrond van jouw leven. In die wijsheid en die kracht is je leven nu bevestigd. En die wijsheid en die sterkte worden over jou uitgegoten, zijn over jou uitgestort, omdat je bij Gods gemeente hoort. Die Geest woont nu in je leven en jij bent Hem tot een huis. Hij is niet ver, maar Hij is dichtbij, in je mond en in je hart.
Natuurlijk schakel ik de roeping niet uit die je hebt, om nu uit die wijsheid en die kracht te leven. Je moet soms worstelen, opdat die wijsheid en die kracht jouw dwaasheid en jouw zwakte overwinnen. Maar het is hier net als eerder gezegd is: eerst moet je de gave verstaan en dan kun je uit de roeping leven; eerst moet je begrijpen, welke rijkdom je gegeven is voordat je ermee kunt gaan werken. Hierin openbaart zich ook de vertroosting van de Heilige Geest. Als het iemand aan wijsheid ontbreekt, begeer het van God. Of is er iemand zwak? "Ik ben uw sterkte en uw heil," spreekt de Here.
Zo mag je hier vol vreugde je geloof belijden. Wij zijn dwazen van ons zelf, ook als de wijsheid ons gegeven is, staan wij toch telkens weer aan de grens van ons begrijpen. We zijn in zwakheid ontvangen en geboren. Ook als de kracht van de Geest in ons is, dan staan we telkens aan het eind van onze krachten. Daardoor ontdekken we, dat het niet in ons, maar in Christus is en dat we dit alleen in geloof hebben. In het geloof weet ik, dat de opperste wijsheid mij leidt en dat de kracht van de Leeuw van Juda in mij is. In het geloof belijd ik mij boven alle moeite uit. Want in het geloof zijn er geen moeiten en tekorten.
Geloof je het?Dan zeg ik tot u: wees sterk, want dan ben je sterk. En leef uit de wijsheid van God, want dan ben je wijs. En dan vallen alle moeiten en alle zwakheden weg.
Dan kun je alles trotseren en staande blijven. En dan sta je nooit voor een tekort. Dan leef je altijd uit de overvloed van de Geest. Want de Geest is je in overvloed geschonken. De Geest, Die in Christus is, Die is ook in jou.
Zo spreekt de gemeenschap der heiligen over onze onmetelijke schatten en gaven. Je ontvangt het boven-menselijke. En vanuit het geloof over die gave kun je de roeping verstaan. Wij belijden immers dat ieder verplicht is zijn gaven tot nut en heil van andere leden gewillig en met vreugde te gebruiken.
Je hebt in de gemeenschap der heiligen je eigen gaven. Want de gaven, die Christus van boven uit de open hemel op ons neerstort hebben aansluiting op de gaven, waarmee de Schepper ons gesierd heeft.
Christus en Geest werken niet los van het werk van de schepping. Het genadewerk hangt niet in de lucht, zonder verbanden met hoe we geschapen zijn. Altijd is er aansluiting van het werk van Christus en van de Geest op het werk van de Vader. Het begin is steeds afkomstig van de Vader.
Begrijp je dit goed? Je moet niet spreken van natuurlijke gaven die je in de kracht van de schepping hebt ontvangen van de Vader en daarnaast van gaven van de genade, afkomstig van de volheid van Zoon en Geest. Je hele natuur wordt door de genade gedragen en geheiligd. God heeft ons allemaal iets eigens gegeven. Je draagt een kroon. Je hebt je gaven. En daarin ben je voor eeuwig van de ander te onderscheiden.
Deze gaven waren door de zonde verkankerd, verdorven, afgeknot en verstikt. Je bent misschien geen kunstenaar in het leven van vandaag. Maar je hebt je gaven. En de Geest wekt die gaven opnieuw. Hier op aarde blijft het een geknotte toestand. Eens zal je ook een kunstenaar zijn, als je de woorden en de klanken en de vormen vinden zult om je verrukking uit te drukken.
Wij hebben onze gaven. De één heeft de gave om de wijsheid van God te ontdekken in de werken van Gods handen. De ander is door de schoonheid gegrepen. Een derde ontving de koninklijke kracht om gerechtigheid te oefenen, in het partij kiezen voor de Christus en tegen de Satan. Een vierde heeft de gave van het geloof en de liefde. Misschien dweil je maar de vloer voor Jezus Christus, maar je hebt je gave, om in het geloof te dienen.
Zo is de gemeenschap der heiligen een dienstgemeenschap. Nergens is de uitdrukking 'dienstgemeenschap' mooier onder woorden gebracht als in de tweede brief van Paulus aan de Corinthiërs, waar hij van de Macedoniërs schrijft: "Zij gaven zichzelf eerst aan de Here en daarna aan ons." (2 Cor. 8:5)
Deze dienstgemeenschap is onbeperkt. Er zijn geen grenzen aan te wijzen. Wij hebben altijd te dienen. En wij hebben met alles te dienen. De gemeenschap der heiligen is niet slechts een gemeenschap van gaven, maar ook een gemeenschap van goederen. Dat wat de eerste christengemeente heeft gedaan in Jeruzalem, dat ze alle goederen gemeen hadden, dat is niet te niet gedaan in de kerk van Christus. Ik weet wel dat de toestand van de kerk daarvan vaak het bespotten waard is geweest. Maar dit is de blijvende verordening van Christus voor het leven van Zijn kerk, dat zij in gemeenschap van goederen leeft. Niet op een communistische manier, maar wel zo dat wij met onze goederen elkaar te dienen hebben en dat niemand iets het zijne noemen mag, waarbij men de rechten, die de gemeente daarop heeft, uitsluit. Ons geld moet we beleggen op de eeuwige gemeenschap. Want wij ontvingen het onze, opdat wij vrienden zouden maken, opdat wij de band beleven, die de gemeenschap der heiligen in het leven van ons allemaal omgeeft.
En dan belijden wij de vergeving van de zonden.
De gemeenschap der heiligen (en nu neem ik het woord gemeenschap als een aanduiding van de levenskring der heiligen) leeft van de vergeving der zonden.
Wees dan volmaakt, gelijk uw Vader, die in de hemelen is, volmaakt is. Wie niet volmaakt is, zal niet ingaan in het Koninkrijk. Volmaakt wil hier zeggen: op het einddoel gericht. Zo is het leven van de heiligen volmaakt, gelijk God volmaakt is. Het is op het einde gericht, op hetgeen komen zal op de nieuwe aarde: God zal zijn alles in allen.
Maar al is ons leven zo, in de Bijbels zin van het woord, volmaakt, toch blijven onze zonden. Er is nog zoveel, dat niet op dat einde gericht is, dat verstikt en vastloopt en zichzelf verderft.
Daarom belijden wij vergeving van zonden.
En wij ontvangen die vergeving. Dagelijks gaat over ons het bloed van de verzoening. Elke dag sta je daar weer opnieuw gewassen en gereinigd.
Dit maak je toch niet los van de gemeenschap van de kerk en de gemeenschap der heiligen? Ook deze vergeving is een gemeenschappelijke genade in Jezus Christus.
Je hebt niet jouw schuld apart en ik de mijne. Maar onze schuld ligt daar voor God als een open boek. Samen ontvangen wij de vergeving. Ze wordt ons verkondigd door het dienst van het Woord. Uw zonde wordt hier vergeven in de kerk. Want in de bediening van het Woord, wordt ons de schuld weer kwijtgescholden en worden de banden weer losgemaakt. Zo kom je hier in de kerk de vergeving aanhoren en ga je naar huis met de woorden: de genade van onze Here Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap met de Heilige Geest zij met u allen.
AMEN