ZONDAG 22: OPSTANDING VAN HET VLEES EN EEUWIG LEVEN |
Zondag 22 |
Welke troost geeft u de opstanding van het vlees? Dat niet alleen mijn ziel na dit leven terstond tot haar Hoofd Christus opgenomen zal worden, maar dat ook dit mijn vlees, door de kracht van Christus opgewekt, weer met mijn ziel verenigd en aan het verheerlijkt lichaam van Christus gelijkvormig zal worden. |
Welke troost put u uit het artikel over het eeuwige leven? Evenals ik nu al het begin van de eeuwige vreugde in mijn hart voel, zal ik na dit leven volkomen heerlijkheid bezitten, die geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en die in geen mensenhart is opgekomen, en wel om God daarin eeuwig te prijzen. |
De preek van Ds. J.W. Tunderman over zondag 22 |
Wij doen in deze Zondag belijdenis van ons geloof in de opstanding van het vlees en het eeuwige leven.
Laat ik beginnen met een waarschuwing: deze belijdenis mag in je doen en laten niet het hoogtepunt van je geloof zijn. Je mag hieraan geen overmatige belangstelling geven. Want dan zou je bij deze twee artikelen juist niet de hoogte van het geloof bestijgen. Waar deze artikelen in het centrum staan, daar wordt juist het hart er uit weggesneden.
Voor velen is dit deel van onze belijdenis op een verkeerde manier het hoogtepunt. Dit spreekt immers ons hart aan. Dit is nog eens een troost bij uitstek. Hieraan hebben we juist een levendige behoefte, omdat we ons tijdelijk leven aan de dood onderworpen zien. Er zijn mensen, die alleen met deze laatste woorden van onze belijdenis al gelukkig zijn. Zij denken op deze manier de grote hoogte in het geloof bereikt te hebben. In werkelijkheid bereiken ze hierin niet de hoogte van het geloof.
Want wie in deze belijdenis het hoogtepunt bij uitstek ziet, maakt haar los van de verbanden, waarin God Zelf ons de belofte van de opstanding van het vlees en die van het eeuwig leven geschonken heeft. Aan de ene kant wordt dan het verband met het geheel van onze belijdenis uit het oog verloren. Aan de andere kant wordt -als gevolg daarvan- de troost naast het tegenwoordige leven gezet. Het gaat dan immers om iets zuiver toekomstigs. Je kunt er hoogstens vandaag een toekomstige blik opwerpen. Maar je staat dan toch buiten de zaligheid, die hier door de kerk beleden wordt.
De mens, met zijn vrees voor de dood en zijn behoefte aan het eeuwige leven, staat dan centraal. De waarachtige troost kun je echter slechts putten ui Jezus Christus. Hij moet ook hier ons denken en voelen volkomen beheersen en in al onze gedachten de Eerste zijn. Dan beklim je hier echt de hoogte van het geloof en dan sta je hier op de bergen.
Ik zeg niet, dat deze dingen niet belangrijk zijn. God heeft Zijn Zoon gegeven in de dood gegeven en Hij heeft Hem om ons vervloekt, opdat de opstanding van het vlees en het eeuwig leven ons volkomen zeker zouden zijn. Maar onze persoonlijke redding is steeds de poort, waardoor je de tempel van Gods heerlijkheid binnentreedt. Je moet dan niet in de gang blijven staan. Je moet verder doordringen en dan zie je God in Zijn heerlijkheid, dan zie je de Koning in Zijn schoonheid en Hem te zien is de eeuwige zaligheid.
Zo komen wij tot God. Wie tot bekering komt, wordt gedreven door de vraag: hoe zullen we deze straffen ontgaan en weer in de genade komen? Ook daarin is de Here reeds de eerste. Maar wie tot bekering gekomen is, tast dan ook verder en dan ziet hij de eer en de heerlijkheid van God stralen in Christus Jezus.
En wil je nu deze belijdenis verstaan en ook hier de hoogte van het geloof beklimmen, dan moet je vanuit dat centrum weer terug naar je persoonlijke verlossing. Je moet terug, maar je moet in dat teruggaan niet vergeten, wat je gezien en gehoord hebt van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Dan zie je de opstanding van het vlees en het eeuwige leven in het licht van de eer en de heerlijkheid van de Drie-enige God.
Dit stuk van onze belijdenis behoort immers bij het derde deel van onze belijdenis over God de Heilige Geest en onze heiliging.
Ik geloof de opstanding van het vlees en het eeuwige leven. Dat is: ik geloof in God de Heilige Geest, Die mij heilig maakt en Die deze heiliging tot het einde toe doorzet, Die deze heiliging tot volle kracht en vervulling brengen zal in de opstanding van het vlees en het eeuwige leven.
Wij hebben hier met de Drie-enig God te doen. Van de Vader is het begin. Hij heeft ons geschapen en uitverkoren, opdat wij eeuwig in Zijn gemeenschap zouden leven. En Hij schiep ons door de Zoon. Hij schiep ons zo, dat heel ons leven op die gemeenschap gericht was en om die gemeenschap riep. En Hij wekte ons door de Heilige Geest tot het leven in die gemeenschap.
Van de Geest hebben wij het geschapen leven. Het was de Geest, Die Adam de ogen deed opslaan. En het leven, dat toen gewekt werd, is nu nog in ons. En van de Geest ontvingen wij ook het nieuwe leven door de genade in Christus Jezus. Door de Geest werden we opnieuw geboren. Want de Geest heeft ons ingelijfd in Jezus Christus, ons gemaakt tot leden van Zijn lichaam. Zo hebben we de vorig keer de gemeenschap van de heiligen beleden. Gemeenschap van de heiligen betekent allereerst, dat de Geest, Die in Christus is, nu ook in ons is.
En daar heb je nu de aansluiting op het artikel van de opstanding van het vlees. Weet je niet, dat je lichaam een tempel van de Heilige Geest is?
De Geest is de Geest van de heiliging. Hij heiligt ons niet alleen in onze gedachten, onze gevoelens, de bewegingen en de ontroeringen van onze ziel, het streven, de daad en de drang van ons hart. Maar Hij heiligt ook ons vlees en bloed.
Ons vlees is nu ontsierd, gebroken, verstoken van de kracht van de schoonheid, waarmee God het bekleed heeft in Zijn bedoelingen. Het is nu aan oneer en schande onderworpen. En in jouw vlees vreet de bacil, die je straks naar het graf brengt. Heel je kostelijke leven wordt afgesneden, omdat je bloed vergiftigd wordt en je gebeente verteerd. Daarin is niets koninklijks meer.
Maar het herstel is er. Je lichaam is onteerd en ontheiligd, maar de Heilige Geest woont in ons lichaam als een tempel. Hij maakt ons vlees daarin heilig. Dat moet je niet zien als een proces. Je ziet er niets van. Maar dat is voor het geloof volle werkelijkheid. De Geest verwerpt ons lichaam niet om het aan te nemen en toe te eigenen, om het Zijne te noemen.
Daarin is vandaag ons lichaam gered. Want het wordt betrokken in het werk van de heiliging. Het wordt geheiligd en het is heilig. Het is, zoals iemand eens gezegd: De Heilige Geest maakt heilige tongen om te spreken en heilige oren om te horen en heilige voeten om te gaan en heilige handen om te doen. En tot in de voortplanting en het baren van kinderen toe moet het volk van God zich voor de Here heiligen door de Heilige Geest, om Hem zo toe te behoren door de Heilige Geest en zo -en dit moest voor ons niets bijzonders zijn- ook het zaad het heiligdom van God in te dragen.
Zo moet je deze belijdenis vasthouden vanuit de belijdenis van je geloof in de Drie-enig God. Hier staat je op de berghoogte. En hier sta je tegelijk met die belijdenis midden in het tegenwoordige leven.
Het gaat hier niet om iets zuiver toekomstigs, om iets, dat vandaag nog buiten het bereik van je kennis ligt. Wij staan nu al midden in de genade van God, zoals in deze Zondag belden wordt. Dat is nu al in volle gang. Dat is volle werkelijkheid. Omdat de Geest, Die in Christus is, ook in ons is. En omdat Hij ons heilig maakt, heeft Hij de hand op ons lichaam gelegd en het heilig heeft verklaard.
Natuurlijk, daar gaan wij telkens tegen in. Ons vlees rommelt daar tegen in. Daar is nog drift, waarin ons vlees trilt en daar is nog hoogmoed, waarvan ons bloed bruist. Daar is ook nog veel onreinheid. Maar ik geloof de vergeving van de zonden. En omdat er vergeving van de zonden is, wordt de gemeenschap van de heiligen -onze gemeenschap met Christus, ons Hoofd,- niet gebroken. Wij zijn van de Heilige Geest. Wij, -en dus niet een verborgen kern in ons, niet een klein, onopmerkelijk begin van ons leven, maar wij, die met bloed gekocht zijn en in het lijden van Christus zijn vrijgemaakt van de vloek, wij, zoals we zitten en opstaan, eten en drinken, werken en rusten, wij, van binnen en van buiten het eigendom van Jezus Christus en door de Geest op die plaats gezet, opdat onze lichamen Hem tot een tempel zouden zijn en Hij in ons lichaam woont, zoals Hij ook woont in het lichaam van Christus in de hemel en ons vervult, zoals Hij Hem vervult.
Vervloekt is hij, van wie het lichaam niet zo geheiligd werd. Geen echtbreker en geen hoereerder zal het Koninkrijk van de hemelen niet binnengaan, tenzij hij zich bekeert van zijn boze werken en zijn boze gedachten.
Zo staan wij dan in deze tegenwoordige tijd onder de Heilige Geest, Die ons heilig maakt en leiding in ons leven kreeg, opdat Hij zou voorgaan van dag tot dag en van jaar tot jaar. En nu versta je ook de toekomst van je lichaam in het licht van de liefde en de genade van God. Nu zie je Zijn eer en heerlijkheid over je vlees lichten.
De Geest heeft op ons lichaam beslag gelegd en wat Hij doet, dat doet Hij voor eeuwig. De Geest houdt ons vlees vast, als het gesloopt wordt of neerstort in zijn volle kracht en bloei. De Geest houdt ons vlees vast, als het in het graf gelegd wordt. Zalig zijn de doden, die in de Here sterven. "Ja, dat is zo," zegt de Geest.
Daarop kunnen wij de ogen sluiten en de adem uitblazen. De Geest houdt ons vast, als het bewustzijn wordt verduisterd en alles ons ontvalt en de krachten vergaan en wij niets kunnen vasthouden en alles los moeten laten. De Geest houdt ons vast, als heel ons leven aan de ijdelheid wordt prijsgegeven, als er niets meer van overblijft dan een naam, een schaduw, een herinnering. De Geest houdt je vast, als je er niet meer bij bent en de mensen om uw grafkuil staan.
Want ik geloof, dat niet alleen mijn ziel na dit leven terstond tot haar Hoofd Christus opgenomen zal worden, maar dat ook dit mijn vlees, door de kracht van Christus opgewekt, weer met mijn ziel verenigd en aan het verheerlijkt lichaam van Christus gelijkvormig zal worden.
Ik weet niet wat er gebeurd als we doodgaan. Ik kan u dat niet uitleggen. God heeft het voor ons verborgen gehouden. Maar één ding is zeker: op hetzelfde ogenblik dat wij sterven, zijn we bij Christus, ons Hoofd, en in Zijn gemeenschap zullen we de eeuwige zaligheid genieten, zullen we in de eeuwige zaligheid zijn, zullen we Christus zien, Die we nu niet zien kunnen en toch liefhebben en naar Wie ons hart uitgaat.
De Bijbel vertelt ons slechts weinig over ons verblijf in de hemel, want de Bijbel wil onze aandacht niet van het tegenwoordige leven aftrekken. De Bijbel bepaalt je altijd bij het heden. Als ik het zo eens zeggen mag: wie bij Gods Woord leeft is een hartstochtelijk realiteitsmens. Want Gods Woord spreekt altijd van het heden. Heden indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt u niet. En dit is de dag, die de Here gemaakt heeft.
Daarom is het niet uit de Geest, wanneer wij in die verborgen dingen willen doordringen, wanneer we ijdele vragen stellen over de tijd tussen ons sterven en de opstanding. Dat is niet Geestelijk, maat vleselijk. Je zult bij de Here zijn. Dit te weten moet je meer dan genoeg zijn. En je zult bij de Here zijn als een geheiligde. Je zult zijn bij de heiligen, die reeds gestorven zijn.
En dan zal dat niet de volle zaligheid zijn. Het is een tijd van wachten Maar geen tijd in de aardse betekenis van het woord. Duizend jaar zullen dan voor je zijn als één dag en één dag als duizend jaar.
Wie de tijd overziet, vanuit de tijd, verbaast zich over de lengte van de eeuwen. Hoe lang is Abraham al gestorven. Maar wie in staat is de dingen te zien vanuit het perspectief van de eeuwigheid, die ziet de dingen vlak bij elkaar. Als je een wereldkaart voor je hebt liggen dan is het slechts een handbreed van Amsterdam naar New York. Zo wachten de gestorven gelovigen in de hemel dagelijks verzekerd, dat de dag van hun volkomen verheerlijking nabij is, zeer nabij.
Die verheerlijking zal komen op de dag van de opstanding. Als de Geest van Hem, Die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in je woont, zo zal Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook jouw sterfelijke lichaam levend maken door Zijn Geest, Die in u woont.
De Geest zal je levend maken. De Geest heeft je levend gemaakt. Wij hebben ons geschapen leven van Hem. Van Hem is de adem in onze neusgaten. Hij heeft ons tot leven gewekt in de moederschoot. Hij heeft ons levend gemaakt door de inplanting in Christus. Hij bewaart ons vlees in de dood. Hij zal ons uiteindelijk ook opwekken.
Daarin komt de heiliging tot zijn volle einde. Hou vast dat dat de kroon op onze heiliging is. Dan zie je ook in de opstanding van het vlees de liefde van de Drie-enig God. En dan is ons de opstanding volkomen zeker, zekerder dan de dingen die we zien en aan kunnen raken, want dan we heb je nu al het opstandingsleven vastgegrepen, omdat de Geest je gegrepen heeft.
In die opstanding zal ons vlees volkomen heilig zijn. In ons zal meer pracht zijn dan in Adam. Want ons lichaam zal aan het verheerlijkte lichaam van Christus gelijkvormig zijn. Christus is zoveel meer dan Adam als de eeuwigheid meer is dan de tijd. Zo zal ons vlees daar eeuwig verheerlijkt zijn, ons vlees zal zalig zijn. De zaligheid zal onze leden vervullen. De zaligheid zal in ons vlees en bloed zetelen. Iedere cel van ons lichaam zal doortrokken en vervuld zijn van de glans van Gods liefde. En de schoonheid van de Koning zal schitteren op de voorhoofden. De heerlijkheid van God zal daarin gestalte krijgen. Zo zul je verheerlijkt worden, omdat jouw heiliging daar tot de grenzen van je geschapen bestaan doordringt en je geheel en al heilig zult zijn. Die toekomst is onze eeuwige bestemming. Ik geloof het eeuwige leven.
Ook dit laatste punt van deze Zondag betekent geen vlucht uit het tijdelijke leven. Deze belijdenis staat helemaal in het heden geplaatst: Evenals ik nu al het begin van de eeuwige vreugde in mijn hart voel.
Wie meent dat het eeuwige leven begint op de nieuwe aarde begrijpt de Bijbel niet. Wie het zo ziet gaat uit van de toestand waarin de mens zich bevindt. Nu zijn we aan de dood onderworpen en straks gaan we het eeuwige leven in.
Maar het eeuwige leven heeft zijn begin in de tijdelijke werkelijkheid. In het geloof begint ons eeuwige leven. Want dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt. Want in Christus zijn we overgegaan uit de dood in het leven.
Het eeuwige leven is niet, dat wij altijd leven zullen en van de dood geen weet meer hebben. Maar het eeuwige leven is, dat we gemeenschap hebben met Jezus Christus, Die eeuwig leeft, dat je een lid bent van Zijn Lichaam.
Zoek daarom het begin van de eeuwige vreugde niet in een verondersteld onsterfelijke kern in je binnenste. God alleen heeft onsterfelijkheid, zegt de Bijbel. En vroegere christenen hebben dit verstaan en beleden, toen ze op de grafstenen van de gestorvenen lieten inbeitelen: niemand is onsterfelijk. Nergens gaat de Bijbel uit van iets onsterfelijks in ons. Straks zal het sterfelijke onsterfelijkheid worden aangedaan en het verderfelijke onverderfelijkheid. Wij zullen onsterfelijk zijn, maar we zijn het nog niet.
Je hebt je aanknopingspunt ergens anders, namelijk in het geloof. Je geloof is het begin van de eeuwige vreugde. In het geloof weet ik, kind van de tijd, vandaag nog onderworpen aan de ijdelheid en straks overgegeven aan de vergetelheid., dat ik met Christus eeuwig leven zal. In het geloof ben ik immers één met Jezus Christus, Die de dood overwon. Met Hem ben ik verenigd, Die uit het graf is opgestaan en ik ben eeuwig in Hem geborgen, Die het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht heeft.
Wie nu niet in het geloof het eeuwige leven begint, die zal straks buiten staan als de deur gesloten wordt. Zo staat het geloof ook in deze belijdenis van het eeuwige leven middenin het heden.
En in het geloof hebben wij uitzicht op de eeuwige heerlijkheid. Wie de Zoon heeft, die heeft het eeuwige leven. In het geloof bezitten wij het eeuwige leven, zoals een bloem opgesloten zit in de knop. Maar dan is dit het volle, eeuwige leven, dat ons geloofsbezit tot volle ontvouwing komt, dat het naar buiten openbreekt en in zijn volle glorie gezien wordt.
Heel de gedaante van ons leven zal daar veranderd zijn. Want alles wat hier nog sterfelijk is -en dat is heel de gedaante van ons leven- dat zal dan onsterfelijk zijn en al het verderfelijke onverderfelijk. Je houdt wel vast, dat het leven in de eeuwige zaligheid in een zeer nauw verband staat met het leven hier. Het zal geen nieuwe schepping zijn. Wij worden opgewekt en levend gemaakt in het eeuwige leven. We worden veranderd. Nu zijn wij kinderen van God en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn, maar wij weten, dat wij aan Hem gelijk zullen zijn, want we zullen Hem zien, zoals Hij is.
En met dat laatste hebben we het hoogste genoemd.
De Catechismus zegt het met deze woorden: Wij zullen de volkomen heerlijkheid bezitten om God daarin eeuwig te prijzen. Het prijzen van de Here is het hoogste in het leven, want het prijzen van de Here is het leven zelf. Leven is niet, dat de adem gaat en het bloed stroomt. Dat leven heeft een dier ook. Leven is ook niet, dat we een menselijk hart hebben, dat er gevoelens zijn en we ontroerd kunnen zijn, dat het binnenste van de ziel zich weerspiegelt in het gelaat en een echo geeft in woorden en daden. Leven is niet, dat wij liefhebben en werken en een roeping hebben. Een dergelijk leven valt ook ten deel aan degenen die niet van Christus zijn.
Maar echt leven is, dat dit alles in geloof bekroond en ontsluit in het prijzen van de Here.
Ik zei al dat het weten van onze persoonlijke verlossing de gang is, waar je doorheen moet om de heerlijkheid van God te zien. Hier blijft ons leven vaak in de deuropening staan. Maar daar zijn we door de poort van de tempel zelf. Daar is geen sprake van teruggang. Daar ontsluit het leven zich ten volle in de lof en dankzegging: Gij hebt ons voor God gekocht met Uw bloed uit elke stam en taal en volk en natie; en Gij hebt ons voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en wij zullen als koningen heersen op de aarde.
AMEN