Het begin van de eeuwige vreugde
Catechismusprediking van Ds. J.W. Tunderman (1904-1942)
 

ZONDAG 47: DE EERSTE BEDE

Psalm 19

Voor de koorleider. Een psalm van David.

2 De hemelen vertellen Gods eer,
  en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen;
3 de dag doet sprake toestromen aan de dag,
  en de nacht predikt kennis aan de nacht.
4 Het is geen sprake en het zijn geen woorden,
  hun stem wordt niet vernomen:
5 toch gaat hun prediking uit over de ganse aarde
  en hun taal tot aan het einde der wereld.
   Hij heeft daarin een tent opgeslagen voor de zon, 
6  die is als een bruidegom die uit zijn bruidsvertrek treedt,
  jubelend als een held om het pad te lopen.
7 Van het ene einde des hemels is haar opgang 
  en haar omloop tot het andere einde;
  niets blijft verborgen voor haar gloed.

8 De wet des Heren is volmaakt,
  zij verkwikt de ziel;
   de getuigenis des Heren is betrouwbaar,
  zij schenkt wijsheid aan de onverstandige.
9 De bevelen des Heren zijn waarachtig,
  zij verheugen het hart;
 het gebod des Heren is louter,
  het verlicht de ogen.
10 De vreze des Heren is rein,
  voor immer bestendig;
    de verordeningen des Heren zijn waarheid,
  altegader rechtvaardig.
11 Kostelijker zijn zij dan goud,
  ja, dan veel fijn goud;
   en zoeter dan honig,
  ja, dan honigzeem uit de raat.
12 Ook laat uw knecht zich daardoor ernstig vermanen;
  in het houden ervan ligt rijke beloning.
13 Afdwalingen - wie bemerkt ze?
  Spreek van de verborgene mij vrij.
14 Behoed ook uw knecht voor overmoed,
  laat die over mij niet heersen;
   dan ben ik onberispelijk
  en vrij van grove overtreding.
15 Mogen de woorden van mijn mond
  en de overleggingen van mijn hart
  U welgevallig zijn,
  o, Here, mijn rots en mijn verlosser.
 

Zondag 47
Wat is de eerste bede?
Uw naam worde geheiligd.
Dat wil zeggen:
Geef ons eerst dat wij U naar waarheid kennen en U heiligen, roemen en prijzen in al uw werken, waarin uw almacht, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid glansrijk stralen.
Geef ons ook dat wij ons hele leven - onze gedachten, woorden en werken - daarop richten, dat uw naam om ons niet gelasterd, maar geëerd en geprezen wordt.


 

De preek van Ds. J.W. Tunderman over zondag 47

Wij zijn in deze zondag geroepen belijdenis te doen van de eerste bede: Uw naam worde geheiligd.

Dit is het eerste wat wij in ons gebed van God vragen. Dit gaat aan alle andere beden vooraf, omdat de roeping voor de heiliging van Gods Naam te leven aan alle andere dingen in ons leven vooraf gaat.

Wij bidden hier niet voor God, om dan straks met de bede om het dagelijks brood, om de vergeving van de zonde en de verlossing van de boze iets voor ons zelf te gaan vragen. Wij kunnen God nooit iets anders bidden dan iets voor ons.

Maar het gaat in dit gebed wel om God. Om Gods wil vragen wij voor ons de heiliging van Gods Naam.

Want dit is het eerste in ons leven, dat wij Gods Naam mogen heiligen. Het is de roeping die tot de verloste gelovigen uitgaat, dat ze God om Zijn liefde en genade roemen en prijzen in het leven. En als de Geest ons hart heeft opengebroken voor het verstaan van die liefde van God, als wij onder het horen van het Evangelie onszelf ontdekt hebben als ellendigen, die een plaats kregen in het paleis van Gods heerlijkheid, dan is ons leven door Gods scepter aangeraakt en dan is de liefde tot Gods Naam in onze harten ontstoken. Dan wordt dit het eerste in ons leven: dat Gods Naam voor alle dingen geheiligd worde. En dan brandt ons dit in de ziel als een vuur, dan is dit ons wonderlijker dan de liefde van de mensen: de liefde Gods in Christus Jezus.

En dan zijn wij overwonnen door de Geest om God boven alles lief te hebben. Maar dan is alles in ons leven nog niet overwonnen om Gods Naam te heiligen. Er zijn overgebleven zwakheden. En er zijn zonden die ons hart aftrekken van de liefde tot God. Er is daarom verdeeldheid in ons eigen leven. Mijn rechterhand is verdeeld tegen mijn linkerhand, omdat het hart verdeeld is tegen zichzelf.

Want het hart, dat gered werd, kan zich alleen volledig geven in de lof van de HERE. Daarin alleen spreekt het zich volledig uit. Dit doen wij alleen met hart en ziel, zodat we ons er volledig aan geven. Hierin alleen raken wij onszelf kwijt. Dit alleen is leven, zoals alleen in de stralen van de zon voor de bloemen het leven is.

Maar door de zonde, die in ons is, is het zolang we op aarde zijn geen ongebroken lofpsalm. Ons leven is geen zuiver instrument voor God. Er klinkt telkens een valse toon doorheen.

Dit is de nood in ons leven vanwege de Naam van de HERE.

En vanuit die nood bidden wij ons gebed: Uw Naam worde geheiligd. Wij bidden hier een gebed om Gods wil, maar we vragen hier zoals in alle andere beden iets voor ons. Dit is niet een wens die we uitspreken, maar het is een smeking die uit ons hart voor God omhoog gaat. Het is een echt gebed. Want wat we hier vragen behoort tot de dingen, waarom wij volgens Zondag 45 mogen vragen. Wij spreken nu dus over deze eerste bede, waarin wij volgens Zijn eigen wil van God iets voor ons vragen.

Ik spreek u dan van het gebed om de heiliging van Gods Naam en wij horen dan van de betekenis, van de noodzakelijkheid en van de verhoring van dit gebed.

Wij horen dus eerst iets over de betekenis van dit gebed.

Dan moeten we van het begin af vasthouden, dat het hier gaat om een gebed, waarin wij vragen om de hulp van God in onze nood. Het gaat hier niet om de heiliging van Gods Naam. Daarvan hoorden we bij het derde gebod.

Want daar werd ons gezegd, dat de heiliging van Gods Naam het eerste in ons leven is. Wij zijn niet geschapen om voor onszelf wat te leven en te bestaan. En we werden door Christus niet gered om nu verder ons leven in zichzelf af te sluiten. Wij werden geschapen opdat ons leven zou juichen voor God.

Wanneer dit niet de zin en de bestemming van ons leven is, dan is ons leven dor en dood, als een diamant, die weggelegd werd in een donkere kast. Daarin is geen schittering en glans. Een edelsteen moet in het licht gebracht worden en dan gaat hij schitteren en dan speelt het licht er in.

Wij zijn er om God. We zijn er, opdat ons leven verheerlijkt wordt tot meerdere glorie van God. Daartoe zijn wij geschapen. Een mensenleven, dat in zichzelf wordt afgesloten is enkel en alleen een triest leven. Er is al eeuwen gewerkt om de wereld los te maken van het Woord van de genade. Maar overal waar het licht van het Woord Gods verduisterd wordt en het leven er is om zichzelf en voor zichzelf, daar mag het nog een tijd nabloeien, evenals een afgesneden bloem nog enkele dagen kleur en geur heeft, maar daar krijgt de dood de overhand, daar heeft het leven geen zin en daar gaat men dan ook na verloop van tijd zich ernstig afvragen wat toch de zin van het leven is. Het eind van deze weg is steeds, dat men van geen zin meer weet, dat alles onzin wordt, dat men de dood als de zin van het leven gaat beschouwen. En zo zijn er in onze dagen denkers over de zin van het leven die geen andere oplossing meer zien dan deze, dat de mens geboren wordt om te sterven, dat de angst voor de dood de enige drijfkracht in het leven van dieren en mensen is, dat de angst voor de dood de enige verklaring van het leven is.

Dit is de zin van ons leven, dat we er zijn om God, dat we er niet zijn om te lijden en onder te gaan, maar om te juichen, om vol te zijn van de heerlijkheid van God, om een hart te hebben, dat van God weet en dat de weelde van het leven zo dicht mogelijk bij Hem vindt, in Zijn gemeenschap en in de kennis van Zijn Naam, in het zien en aanschouwen van Zijn majesteit, in de koestering door Zijn licht, in de kus van Zijn liefde.

Dit is de zegen van God over ons leven, dat het zin heeft. Het heeft altijd zin. Het had zin in het paradijs. Het heeft zin in deze zondige wereld. Het heeft zin in leed en smart, het heeft zin in blijdschap en droefheid. Het heeft zin en daarin juichen wij nu boven alle duisternissen en boven alle wereldvragen en levensraadselen uit. Er is geen groter verdriet voor mensen denkbaar dan het besef van de zinloosheid. Een mens, die de zin van zijn leven niet verstaat, is er allerellendigst aan toe. Dat is erger dan de dood. Wie de zin van zijn leven niet beseft, gaat ten gronde in een een niet te meten moedeloosheid. De litteratuur laat ons telkens dergelijke moedeloze mensen zien. Dit is de moedeloosheid van de rampzaligheid.

Ons leven heeft zin. Het heeft zin als we werken en gezond zijn, het heeft zin als er geen werk meer is, als onze gezondheid is geknakt. Het leven van de geleerde heeft zin, van de minister of van de man met grote verantwoordelijkheid. Het leven van de vergetene heeft zin, van de kleine man in de straat achter zijn wagen.

Want er is een roeping in het leven om in te stemmen met die stem van vele wateren, om mee te zingen in die bruischende psalm voor God, om mee te werken in het leven voor de vrijmaking van het leven uit de duisternis en uit de banden van de vloek, om alle dingen open te breken, opdat ze hun stem laten horen in het grote Halleluja, om priesters en profeten te zijn, om misschien met een dunne, gebroken stem uit de ziekenkamer in te stemmen met de lof van de HERE, om misschien uit de benauwdheid en de doodsdreiging te verkondigen dat de HERE recht is. Hij is mijn rotssteen en in Hem is geen onrecht.

Want God heeft Zijn Naam geopenbaard. De Naam van de HERE, dat is Zijn zelfopenbaring, waardoor wij Hem mogen kennen en wij Zijn Naam mogen noemen.

Die zelfopenbaring van God omvangt al Zijn werken. Hij openbaart Zich in al wat Hij gemaakt heeft. Psalm 19 spreekt van die openbaring van God: de hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen; de dag doet sprake toestromen aan de dag, en de nacht predikt kennis aan de nacht.

Hij openbaart Zich ook door Zijn voorzienigheid en door de regering van de wereld. Door die openbaring van God in de werken van Zijn handen zijn alle dingen gaan schitteren in het licht van Zijn heerlijkheid, zijn het allemaal parels, die flonkeren in de volle zon. Nu is dat verduisterd door onze zonden, het is verdorven en verontreinigd, het werd weggesloten in de donkerheid van de vloek. Daarom zien we God niet in de dingen, die Hij heeft gemaakt. En als in Gods Woord ons niet opnieuw het licht is opgegaan, dan overkomt ons het ellendigste wat een mens kan, overkomen: dan weten we van de zin van de dingen niet meer, dan wordt het leven een zinloze tragiek, dan raakt het kant nog wal. De angst voor de zinloosheid drijft de mensen de dood in.

Maar Gods Naam is ons opnieuw bekend gemaakt in Zijn Woord. In al die zinloosheid, in die razende onzin van het leven, kwam er een stem tot ons, hoorbaar en verstaanbaar: het was de boodschap van Gods vernieuwde liefde in Christus Jezus.

De stem van God, dat was de verlossing. Alleen die stem al betekende bevrijding. Alleen dat spreken al gaf ons verloren leven nieuwe zin. Want daar hoorden we van Gods eeuwig voornemen om de wereld dwars door de zinloosheid van onze zonden heen, weer te herstellen en te vernieuwen tot een paleis van Zijn heerlijkheid.

En zo weten wij nu van Gods Naam in het verbond van Zijn genade. Toch verspreidt de wet van de HERE een volmaaktere glans, omdat zij het hart bekeert. Door die openbaring van Gods verbond weten we, dat deze wereld weer zin gekregen heeft door Jezus Christus, door de Zoon, Die van de Vader tot ons kwam om het leven terug te winnen voor God. En door die openbaring Gods kregen alle dingen nu weer glans. Het geloof ziet Gods liefde weer door de verduistering heenblinken.

Zo kennen wij de HERE weer en wel door de werken van Zijn verlossing in Jezus Christus, omdat we alleen door Zijn verlossingswerk het scheppingswerk verstaan. We weten, dat het een belofte van eeuwig leven heeft. We geloven, dat deze wereld weer juichen zal, dat het bloed en de modder en de trechters van de oorlogsfronten gemaakt zullen worden tot een stad van zuiver goud met poorten, gemaakt van parels.

Dat is het licht van Gods Naam in ons leven.

En dit is de nieuwe zin, die ons leven kreeg, dat wij Gods Naam in Christus Jezus mogen grootmaken, dat wij Hem verheffen mogen boven al onze blijdschap, dat we weer een uitweg hebben en ons leven weer kwijt kunnen.

Daarom bidden wij: Uw Naam worde geheiligd.

Dat is: geef ons eerst, dat wij U met waarheid kennen en U heiligen, roemen en prijzen in al uw werken, waarin uw almacht, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid glansrijk stralen.

Wij bidden niet voor God. Want wij kunnen God niets toebrengen en er is geen schepsel dat God iets geven kan. Wij bidden hier om de vervulling van onze nood. Dit hebben wij nodig, dat God ons de kracht geeft, opdat ons leven mag komen tot de zinsvervulling in de lof van de HERE.

Gods Naam wordt geheiligd. Daar hoeft niet voor gebeden te worden. Gods Naam wordt immers zelfs geheiligd in de grote gerichten over de aarde.

Wij verstaan de betekenis van deze bede, als we er twee woorden invoegen: Uw Naam worde door ons geheiligd. Zo wordt het ook in de verklaring door de Catechismus gezegd.

God is in deze bede de Eerste. Het gaat om Hem, zoals heel ons leven om Hem gaat en geen haar van ons hoofd zin heeft zonder God. Maar we vragen hier iets voor ons. Want ons leven heeft zin als we God kennen en Hem de eer en de lof van ons leven toebrengen.

Maar dit zinvolle leven is nog slechts een begin. Daarom is dit gebed zo noodzakelijk. Wij moeten bidden: uw Naam worde door ons geheiligd. Want er is zoveel in ons leven, dat de glans van Gods heerlijkheid verduistert.

Gods Naam heiligen is vooral God kennen. En God kennen is zo door die-kennis vervuld worden, dat wij dit voor alle dingen begeren: dat we God nog meer mogen kennen, Zijn Naam nog duidelijker mogen zien, getekend in de werken van Zijn handen, nog meer Zijn wijsheid mogen aanbidden in de geschiedenis van de wereld en van ons eigen leven. Wie zijn hart eenmaal voor die glans werd ontsloten, die dorst naar de kennis van Gods Naam, die wil de heerlijkheid van het Woord zien stralen over heel het leven, dieper indringen in de schacht van het Woord van God, al meer Christus' majesteit aanschouwen in het leven, Hem aanbidden als de Opperste Wijsheid, naar Wie alle dingen heenwijzen en van Wie alle dingen vol zijn, Hem eren als de Koning van de koningen, die gezeten is boven volken en overheden, Hem aanbidden als de Koning van Zijn kerk, die Zijn werk voleindigt in de geschiedenis.

In al Zijn glorie ziet Hij er aantrekkelijk uit. Want hier zie je de Koning in Zijn schoonheid.

Wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven.

Christus kennen is de kern van ons leven, eigenlijk kun je zeggen: het leven van ons leven.

Maar hoe traag zijn we vaak om die kennis te zoeken. Wat zijn we telkens tevreden met een eerste indruk. En wat graven, we weinig om die schatten omhoog te halen, om Hem te aanschouwen in Zijn heerlijkheid, om Zijn licht te zien uitstralen over het leven, om Hem te zien als de Opperste Wijsheid, Die Haar stem verheft op de straten en alle dingen zin geeft, om Zijn waarheid te kennen en Zijn Woord in te drinken.

Wij hebben nog geen duizendste van Zijn majesteit gezien. En wij zitten erbij alsof wij alles al weten.

Wie dit verstaan heeft weet van de noodzakelijkheid van dit gebed: geef dat wij uw majesteit en wijsheid mogen kennen. Een ding heb ik van de Here gevraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des Heren al de dagen van mijn leven, om de liefelijkheid des Heren te aanschouwen, en om te onderzoeken in zijn tempel.

En dan bidden wij niet alleen om toe te mogen nemen in de kennis van Zijn Naam, maar ook om Hem te mogen roemen en prijzen.

Wie tot Gods heiligdommen inging en de eer van de Koning heeft gezien in de wereld weet dat dit de zin van ons leven is, dat we priesters en profeten zijn. Voor Die mens werd het leven tot een lofpsalm. Niet daarin, dat hij altijd een tekst of een psalmvers aanhaalt. Dan zou het slechts de buitenkant van het leven raken. Daarin gaat ook de eenvoud van het leven verloren. Maar wel hierin, dat hij geen woord spreekt, waarin God niet wordt geëerd, waarin niet gesproken wordt uit de schat van Zijn wijsheid. Je kunt dan, toch een nuchter, zakelijk mens zijn. De stijl van uw leven hoeft niet overladen te worden.

Dit is de HERE roemen en prijzen, dat wij geen woord spreken in de wereld buiten het Woord van God om, dat wij nooit en nergens het schepsel de eer van het leven geven, maar al wat we zeggen gedragen wordt door de aanbidding. Zo roemen en prijzen wij de HERE niet slechts wanneer wij uitdrukkelijk Zijn Naam noemen, maar heel de taal van ons hart wordt dan beheerst door de lof van Jezus Christus.

Hier is weer de noodzaak van deze bede.

Wij spreken zo vaak een woord, dat niet gelovig is, niet de taal van het kind van de Vader in de hemel. Wij zijn zo vaak niet vol van Zijn wijsheid en heerlijkheid, dikwijls vertrouwen we op het schepsel, vervreemd ook in deze dagen van de rustige overgave aan God: al zou een leger mij belegeren, mijn hart zou niet vrezen, of al zou een oorlog tegen mij opstaan, zo vertrouw ik hierop.

Wie vandaag met de schrik in zijn ogen alle sensatieberichten doorvertelt, roemt en prijst de HERE niet, maar spreekt als de kinderen van de wereld.

Hierin heb je de HERE te eren, dat uw mond een rustig woord weet te zeggen, ook al trappelt de onrust misschien even in uw hart.

Wie nu begrijpt, dat in al onze woorden de Naam van de HERE geheiligd moet worden, die roept uit deze nood tot God: Uw Naam worde door mij geheiligd. Laat mijn mond U toch eren. Maar de noodzaak van deze bede gaat nog verder. Wij bidden hier, dat wij ons hele leven, -onze gedachten, woorden en werken-, daarop richten, dat Uw naam om ons niet gelasterd, maar geëerd en geprezen wordt.

Uw leven moet vol zijn van de heerlijkheid van de HERE. Het moet een getuigenis zijn van Zijn redding. Vanuit uw leven moet de naaste worden aangegrepen, zodat de Geest door uw woord en werk de greep krijgt op het leven in uw omgeving. Ik kan niet alles opsommen. Ons privé-leven moet zo zijn, dat Gods naam geprezen wordt. Ik mag hier ook wel wijzen op onze politieke en sociale strijd. We hebben onze taak niet vervuld, als we de tegenstander bestrijden. Als onze strijd in bestrijding opgaat, dan is ze armzalig-negatief. En dan zijn we met al de scherpte van onze kritiek, al is ze nog zo juist, nutteloze dienstknechten. De kritiek op valse beginselen, op het opportunisme van deze tijd moet er zijn. Maar als we daarmee klaar zijn, dan begint pas de vervulling van onze roeping.

En dan zijn we niet slechts in de zending en de evangelisatie, maar ook in de politieke en sociale worsteling geroepen om getuigen van Jezus Christus te zijn, van Zijn reddende liefde, opdat wij ook daar mogen spreken: de liefde van Christus dringt ons.

Wij laten zoveel ogenblikken voor dit getuigenis voorbij gaan. Wij zijn telkens zo nutteloos. En als we dan de tegenstander voor de mond geslagen hebben, dan heeft Jezus Christus de overwinning niet. Houdt toch vast, broeders en zusters, dat in jullie woord en jullie werk de Geest beslag moet leggen op het leven, dat Christus door u de greep op het leven krijgt.

Het is een eer om Christus' wil gesmaad te worden, maar dan moet het om Christus' wil zijn. Als je tegenstander jou smaadt omdat hij uit uw mond nooit het woord van Christus' liefde hoort, en er in jouw getuigenis niet een dringen door die liefde heenklinkt, dan is het een oneer en schande en dan wordt de Geest bedroefd, ook al was ons woord raak.

Wie dit verstaat, begint te bidden: Uw Naam worde door ons geheiligd, door ons woord en werk, opdat uw heerlijkheid macht krijgt over de mensen.

En dan weten we van de verhoring.

Zij die vervuld werden van de hartstocht om Jezus te kennen in Zijn dierbaarheid, die profeten van Gods majesteit begeren te zijn, zullen niet hongeren en dorsten. God verhoort dit gebed. Hij wil van het leven van ieder van ons een ere-blokaal maken, ook al zijn duizend dingen van karakter en aanleg tegen ons. Christus wil dit alles overwinnen, opdat uw leven door Hem in bezit genomen wordt. Dan gaat uw leven schitteren als een juweel, dan wordt het een parel in de kroon van Jezus.

En dan leven wij voor de heiliging van Zijn Naam. Dan is dat het eerste, waarvoor we leven. En dan is ons leven léven en al het ander is de dood, het wegsterven in de duisternis.

Want dan is Zijn glans jouw vreugde en Zijn wijsheid jouw vermaak, Zijn kroon jouw weelde, Zijn macht jouw rust, Zijn heerlijkheid jouw glorie, Zijn eer de zin van jouw leven. En al zou dan de wereld in puin vallen, dan is jouw stem nog tot Zijn lof. En al zou het verdriet jou de keel bijna toesnoeren, dan is jouw ademtocht nog een psalm voor Hem. Want al wordt je dan in de diepte neergeslagen, dan wilt je toch nog een loflied zingen. En dan is dit de begeerte van je hart, dat je in je laatste adem nog tot eer van God mag spreken.

God verhoort dit gebed.

En in deze verhoring houdt ons leven zijn zin. Je weet waarvoor je er bent: je bent er voor God. Daarin ben je getrokken uit de onderste kuil van de wanhoop, daarin ben je ontkomen aan het raadsel van de zinloosheid, dat zo hevig is geworden voor de kinderen van deze tijd.

Ons leven kreeg zin. Gods liefde speelt door de schaduwen heen: het wordt alles samengebonden tot een offerande van de liefde, het wordt alles gelegd op het altaar van de vreugde. Het is een reuk van de aanbidding. De geur van de liefde wordt de adem van uw leven.

En dan weten we van de volkomen verhoring van al onze zuchten op de dag van Christus. Nu klinkt de stem nog vals. Nu is er steeds de walm van de zonde.

Maar straks gaan de deuren open en dan staan we in de tempel van Gods heerlijkheid, waar alle bomen zullen ruisen en alle stromen zullen klappen in de handen vanwege de HERE, de God van de hele aarde.

Dan is ons hart niet meer verdeeld tegen zichzelf door de overgebleven zwakheden. Dan is ons leven ongedeeld en dan zullen wij met overvolle harten de Naam van de HERE groot maken.

Want de HERE is groot en Zijn Naam is hoog verheven. Zijn majesteit is boven de wolken en Zijn gerechtigheid kent geen einde. Van Zijn eer en Zijn heerlijkheid is de hemel en de aarde vol.

Neem dan de harp en zing een psalm voor de HERE: Geef de HERE met een juichstem dank.

AMEN