Preek van ds.J.W.Tunderman
Over Daniël 7:13-28
Gehouden te Helpman
op 1-12-1940
50 : 1
31 : 4
Schriftlezing:
Dan. 7 : 1 - 12
1 In het eerste jaar van Belsazar, de koning van Babel, had Daniël op zijn bed een droom en kreeg hij visioenen voor ogen. Toen schreef hij de droom op. De kern van de zaken omschreef hij als volgt:
2 Daniël nam het woord en zei: 's Nachts in mijn visioen keek ik toe, en zie, de vier winden van de hemel zweepten de grote zee op,
3 en vier grote dieren stegen op uit de zee, die van elkaar verschilden.
4 Het eerste was als een leeuw, met vleugels van een arend. Ik keek toe totdat zijn vleugels uitgerukt werden. Het werd van de aarde opgeheven, het werd als een mens op zijn voeten gezet en het werd een mensenhart gegeven.
5 En zie, een ander dier, het tweede, leek op een beer. Het richtte zich op naar één kant. Het had drie ribben in zijn muil, tussen zijn tanden. Men zei het volgende tegen het dier: Sta op, eet veel vlees.
6 Daarna keek ik, en zie, er was nog een ander dier, als een luipaard. Het had vier vogelvleugels op zijn rug en het dier had vier koppen. En het werd heerschappij gegeven.
7 Daarna keek ik toe in de nachtvisioenen, en zie, het vierde dier was schrikwekkend, gruwelijk, en uitzonderlijk sterk. Het had grote ijzeren tanden. Het at en verbrijzelde, en de rest vertrapte het met zijn poten. Het verschilde van al de dieren die ervóór geweest waren. En het had tien horens.
8 Terwijl ik op de horens bleef letten, zie, een andere, kleine, horen rees daartussen op. Drie van de eerdere horens werden voor hem uitgerukt. En zie, in die horen waren ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak.
9 Ik keek toe
totdat er tronen werden geplaatst,
en de Oude van dagen Zich neerzette.
Zijn gewaad was wit als de sneeuw
en het haar van Zijn hoofd als zuivere wol.
Zijn troon waren vuurvlammen
en de wielen ervan waren laaiend vuur.
10 Een rivier van vuur stroomde
en ging voor Zijn aangezicht uit.
Duizendmaal duizenden dienden Hem
en tienduizendmaal tienduizenden stonden voor Zijn aangezicht.
Het gerechtshof hield zitting
en de boeken werden geopend.
11 Toen keek ik, vanwege het geluid van de grote woorden die de horen sprak. Ik keek toe totdat het dier gedood werd en zijn lichaam vernietigd werd, en aan het laaiend vuur werd prijsgegeven.
12 Ook de rest van de dieren ontnam men hun heerschappij, want verlenging van het leven was hun gegeven tot een bepaald tijdstip en een bepaalde tijd.
Tekstlezing:
Dan. 7 : 13 - 28
13 Ik keek toe in de nachtvisioenen,
en zie, er kwam met de wolken van de hemel Iemand
als een Mensenzoon.
Hij kwam tot de Oude van dagen
en men deed Hem voor Zijn aangezicht naderbij komen.
14 Hem werd gegeven heerschappij, eer en koningschap,
en alle volken, natiën en talen moesten Hem vereren.
Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die Hem niet ontnomen zal worden,
en Zijn koningschap zal niet te gronde gaan.
15 Ik, Daniël, was tot in het diepst van mijn geest geraakt, en de visioenen die mij voor ogen kwamen, verschrikten mij.
16 Ik kwam in de nabijheid van een van hen die daar stonden, en vroeg hem naar de juiste betekenis van dit alles. Hij vertelde die mij en liet mij de uitleg van deze zaken weten:
17 Die grote dieren, die vier in getal zijn, zijn vier koningen, die uit de aarde zullen opstaan.
18 De heiligen van de Allerhoogste zullen echter het koningschap ontvangen. Zij zullen het koningschap in bezit nemen tot in eeuwigheid, ja, tot in der eeuwen eeuwigheid.
19 Toen wilde ik de ware betekenis weten van het vierde dier, dat verschilde van al de andere - uitzonderlijk schrikwekkend, zijn tanden waren van ijzer, zijn klauwen van brons, het at, verbrijzelde en de rest vertrapte het met zijn poten -
20 en van de tien horens die op zijn kop zaten en van die andere, die oprees en waarvoor er drie afgevallen waren, namelijk die horen die ogen had en een mond vol grootspraak en waarvan de verschijning groter was dan die van zijn metgezellen.
21 Ik had namelijk toegekeken en gezien dat die horen oorlog voerde tegen de heiligen en dat hij hen overwon,
22 totdat de Oude van dagen kwam, de heiligen van de Allerhoogste recht verschaft werd en het tijdstip was bereikt dat de heiligen het koningschap in bezit namen.
23 Hij zei het volgende:
Het vierde dier zal het vierde koninkrijk op aarde zijn,
dat verschillen zal van al de andere koninkrijken.
Het zal heel de aarde verslinden,
het zal haar vertrappen en haar verbrijzelen.
24 En de tien horens duiden aan dat
uit dat koninkrijk tien koningen zullen opstaan,
en na hen zal een ander opstaan.
Die zal verschillen van die er eerder geweest waren.
Drie koningen zal hij vernederen.
25 Woorden tegen de Allerhoogste zal hij spreken,
de heiligen van de Allerhoogste zal hij te gronde richten.
Hij zal erop uit zijn
bepaalde tijden en de wet te veranderen,
en zij zullen in zijn hand worden overgegeven
voor een tijd, tijden en een halve tijd.
26 Daarna zal het gerechtshof zitting houden: men zal hem zijn
heerschappij ontnemen,
hem verdelgen en volledig vernietigen.
27 Maar het koningschap en de heerschappij
en de grootheid van de koninkrijken onder heel de hemel
zullen gegeven worden aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste.
Zijn koninkrijk zal een eeuwig koninkrijk zijn,
en alles wat heerschappij heeft, zal Hem eren en gehoorzamen.
28 Hier is het einde van deze woorden. Wat mij, Daniël, betreft -
mijn gedachten verschrikten mij zeer, en mijn gelaatskleur
veranderde. Deze woorden bewaarde ik echter in mijn hart. (Herziene Statenvertaling 2010)
98 : 1, 2, 3 en 4
Gez.10 : 6
Tekst: Daniël 7:13 - 28
Helpman
1-12-40
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Het Woord van God, dat ik u deze morgen ontsluit, geeft ons een antwoord op de vraag, in welk een tijd wij leven en wat voor geschiedenis wij doormaken.
De Schrift moet ons hierin onderwijzen. Zonder haar onderricht tast onze geest wel de bouwstenen af, maar ontgaat ons het gezicht op de opbouw en weten we niet van het bestek van Gods welbehagen. Dan tobben we rond in de moeiten van de dag, maar verstaan wij niets van de gang van de eeuwen. Ook als de Schrift in dit opzicht voor ons een gesloten boek is, hebben we onze antwoorden klaar op de vragen van de tijd. Wij stellen dan vast, dat het een benauwde tijd is en wij houden niet op te verzekeren, dat de geschiedenis ons een ontstellende duisternis doet zien.
Maar als we het onderwijs van het Woord van God gaan verstaan, dan worden al deze overleggingen weggeslagen als gedachten van het vlees. Want de Schrift zegt ons welke tijd het is in het Koninkrijk van God. Zij doet ons de tijd verstaan als de weg, waarin Jezus overwint.
In het bijzonder is het de prediking van advent, die ons het schriftuurlijke tijdsbesef wil bijbrengen en versterken. De prediking van advent doet ons de tijd verstaan, omdat ze spreekt van de volheid van de tijden. En ze laat ons zien hoe de eeuwen van de wereld beheerst worden door de komende Christus. Advent is aantocht.
In de dagen van het Oude Verbond was de Christus in aantocht en toen de tijden vol waren kwam Hij in het vlees. En nu is de Christus weer in aantocht. De tijden gaan weer vol worden. Straks komt Christus op de wolken. Zo is Christus gekomen en komt Hij weer.
Het verband tussen de eerste komst van Christus en de tweede moet door ons hart al beter worden verstaan. In de komst van Christus in het vlees lag Zijn komst in heerlijkheid reeds opgesloten. Wat toen een aanvang nam moet nu worden voleindigd.
In wat voor tijd leven wij? De Schrift zegt het ons: de tijd is in beweging naar de voleindiging van het heil, dat in Bethlehem reeds gegeven was. De tijd is de koninklijke weg van de intocht van onze Koning Jezus Christus.
Ik bedien u het Woord van God over de tijd tussen Bethlehem en de wederkomst als de tijd van de voortgaande heerschappij van Jezus Christus.
En wij horen hier
1.eerst van de vestiging van die heerschappij
2.dan van de reactie, die deze heerschappij oproept
3.ten slotte van de overwinning van die reactie.
Wij horen dus eerst van de vestiging van Christus' heerschappij. Het Oude Testament spreekt ons van de tijd, waarin alle dingen gericht werden op Bethlehem. De Christus was in aantocht. Zo alleen kan het Oude Testament verstaan worden.
Wij lezen in de voorafgaande verzen van dit hoofdstuk, dat Daniël in de droom aan de oever van de zee stond. Die zee is de wereld van de volken en uit de branding komen vier dieren omhoog. Dat zijn de vier wereldrijken der oudheid.
Het eerste dier is het rijk van Babel. Het is een leeuw met vleugels. Want dit rijk is onweerstaanbaar als een leeuw en het komt als op vleugels zo snel. Maar de vleugels worden uitgerukt en de leeuw krijgt een hart als een mens. Met de snelheid en de onweerstaanbaarheid is het afgelopen.
Het tweede rijk is dat van de Meden en Perzen. Het is als een beer en stelt zich aan een zijde d.i. het staat voortdurend in aanvallende houding, terwijl het drie ribben in zijn muil heeft d.i. nauwelijks het vorige slachtoffer verslonden heeft.
Het derde rijk is het Grieks-Macedonische. Het is een panter gelijk. Het is gevleugeld en heeft vier koppen. Dat wil zeggen: dit rijk verovert de wereld met grote snelheid en het zal in vier rijken verdeeld worden.
Het vierde rijk is de Romeinse wereldmacht. Dat is geweldiger dan de vorige wereldmachten. Over de tien hoornen zal ik straks nog spreken. In deze vier wereldrijken wordt openbaar in wat voor tijd de wereld leeft. De zonde is in de wereld ingebroken. En de zonde is de wetteloosheid. De wereld is sedert de zondeval in volle opstand tegen God. En die wetteloosheid zegeviert. Zij zegeviert ook in de opkomst van die wereldrijken, ja, daarin wel het allermeest. De wetteloosheid spant haar draden over heel de wereld uit. En over alle volken schijnt het wetteloze geweld te zegevieren. En dit wetteloze geweld is tegelijk geweldige wetteloosheid.
God doet in die tijd wel Zijn werk, het werk van Zijn reddende genade. Maar dat werk blijft verborgen in het ene volk Israël. En zelfs in het leven van dat ene volk komt telkens de geweldige wetteloosheid tot de overwinning. Zo is het een tijd waarin de wetteloosheid de hele wereld overwint.
Het Woord van God openbaart de waarheid Gods over heel die wetteloze wereld. Het getuigt van de komende Christus. Het zegt zonder ophouden, dat Hij in aantocht is. Het is advent. Wat Daniel ziet in de droom is een stuk prediking van advent. Het geweld van de wetteloosheid zal gebroken worden, want Christus zal als Koning van Gods genade in de wereld verschijnen.
In Bethlehem zal het komen tot de vestiging van die heerschappij. Wel ligt de Christus daar arm en ellendig in een kribbe, beladen met de schuld en de vloek der wereld, bestemd voor het offer aan het kruis. Maar het is de Zoon van God, Die daar als een klein kind in de kribbe ligt en daarom is de overwinning van de wetteloosheid der wereld al in de kribbe gegeven. Wat God in dat kind aan de wereld schenkt moet niet beperkt worden tot de jaren van het leven van Christus op aarde. In die gave ligt reeds de opstanding en de hemelvaart, het zitten ter rechterhand Gods en het wederkomen om oordelen.
Die heerschappij en heerlijkheid is niet te tasten in dat Kind van Bethlehem. Maar in het geloof wordt de profetie over dit Kind aangegrepen. Van Zijn heerschappij spreken de Schriften: Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en de heerschappij is op Zijn schouder en men noemt Zijn Naam Wonderlijke Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst.
Ook in het Schriftgedeelte van deze morgen hoort u spreken van deze heerlijkheid en majesteit Gods in de geboorte van Christus. De aandacht valt hier niet op de vernedering, omdat de eerste komst van Christus met Zijn tweede hier in één gezichtspunt wordt samengevat. In het Kind van Bethlehem wordt aan de wereld de overwinnende Koning geschonken. U hoort hier de profeten spreken: ziet, uw Koning komt.
Van die eerste komst van Christus spreekt het 13e vers: verder zag ik in de nachtgezichten en ziet, er kwam Een met de wolken van de hemel.
Ik denk hier niet aan de wederkomst ten oordeel. Maar ik denk hier aan de komst van Christus in het vlees. Hij komt met de wolken. Dat is: Hij komt van boven. En omdat Hij van boven komt, is Hij boven allen, is Hij de Koning der wereld.
Wilt u dit verstaan dan moet u letten op het 9e vers. Daar zien we de achtergrond van de komst van Christus in de wereld. Er werd een troon gezet en de Oude van dagen, dat is de Allerhoogste, zette zich. Hij zette zich om oordeel te houden. In Christus laat God Zich als Rechter neer in de wetteloze wereld.
Wat eerst in Israël verborgen was, dat wordt nu openbaar. In Bethlehem wordt het gericht Gods gehouden. God heeft in Christus de zonde veroordeeld in het vlees. Er ligt slechts een Kind in de armen van Maria. Maar daarin gaat God nu afrekenen met de zonde, met het wetteloze geweld en de geweldige wetteloosheid. Want in Christus komt het tot de hoogste en laatste openbaring van de wil van God.
God verandert in die komst van Christus de tijden. Want wel gaat het verzet tegen Gods genade voort in de wereld. Maar door de komst van Christus is de geschiedenis nu geworden tot het rechtstoneel van de Allerhoogste.
De eerste komst wijst reeds naar de tweede heen. Nu komt Christus in het vlees. Straks komt Hij op de wolken. God gaat nu oordelen. En in dat oordeel over de zonde, eerst in het kruis van Golgotha, dan in het gericht over alle ongerechtigheid aan het einde der dagen, overwint de genade van God heel deze wetteloze wereld om haar opnieuw te baren en te onderwerpen aan Zijn welbehagen. Zo is het gericht begonnen met de komst van Jezus.
Er is nu nog wel verzet tegen de overwinning van de genade van God. Maar de tijd is veranderd. De satan heeft nog slechts korte tijd. En alle verzet tegen de genade van God is sedert Bethlehem niets meer dan wat kabaal in de rechtszaal, dat de schuld nog vermeerdert en de dag van Christus naderbij doet komen. Alle wetteloosheid en geweld kan nu niets meer bereiken dan dit, dat de aantocht van Christus verhaast wordt. De kerk bidt: kom, Heere Jezus, ja kom haastig. En de wereld roept door haar zonde te meer om het gericht. Van twee zijden werkt zo de tijd op de wederkomst van Christus aan.
Zo wordt de heerschappij van God gevestigd op de aarde in de geboorte van Christus in Bethlehem. Dit Schriftgedeelte ziet dit in vogelvlucht. Wij lezen verder in het 13e vers: en Hij, dat is de Zoon van de mensen Jezus Christus, kwam tot de Oude van Dagen.
Daarin hebt u een profetie van de hemelvaart. En men deed Hem voor Zijn aangezicht dichterbij komen. Hij gaat zitten aan de rechterhand van God. En Hem werd gegeven heerschappij en eer en het Koninkrijk. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Dat Hem alle volken, naties en talen eren zouden. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden.
U moet hier niet denken aan de toekomst van Jezus Christus. Het gaat hier om de heerschappij, die Christus uitoefent door de prediking van het Evangelie. Daarin is Hij de Koning, Die de wereld regeert en de tijd in Zijn hand heeft. De tijd is nu niet aan de wetteloosheid, ook al heeft het op aarde er alle schijn van.
Maar de tijd is aan Jezus Christus. Hij oefent nu Zijn heerschappij. Hij heerst in heerlijkheid. En wij heersen met Hem, want de heiligen van de hoge plaatsen dat zijn degenen die in Christus geloven en de vestiging van Zijn heerschappij erkennen. Zij ontvangen het Koninkrijk en bezitten het Rijk in eeuwigheid, ja, tot in eeuwigheid der eeuwigheden.
Wij zijn nu koningen. Niet dat wij van onszelf niet ellendig zijn en dagelijks onze armoede en schuld te belijden hebben. Maar hierin zijn wij koningen in deze tijd, dat Christus onze Koning is. Hij is ons Hoofd en wij zijn als Zijn lichaam onafscheidelijk met Hem verbonden. Het koninklijk Hoofd heeft een Koninklijk lichaam. Wij heersen nu in deze tijd als koningen. Want wij heersen in Christus en met Christus.
Zo krijgt u hier een antwoord op de vragen. In wat voor tijd leven wij? Wij leven in de tijd van de voortgaande heerschappij van Jezus Christus. Dat is onze troost en sterkte, als we de wetteloosheid van de zonde zien. Want de vestiging van Gods heerschappij in de komst van Christus heeft de scherpste reactie opgeroepen. Ik behoef daarvan niet veel te zeggen. Want u verstaat wel, dat dit alles nu in de schaduw valt, nu u Jezus Christus ziet in Zijn koninklijke heerlijkheid.
Het vierde dier was geweldiger aan alle voorgaande dieren. Het is het Romeinse rijk. En uit dat rijk komen tien hoornen. Dat wil zeggen: de centralisatie van alle wereldmacht in een enkele hand is nu onmogelijk. Uit het Romeinse rijk is een veelheid van machten ontstaan en de een houdt de ander in bedwang. Het evenwicht wordt wel verbroken, maar telkens wordt het hersteld.
Maar dan lezen we van die andere kleine hoorn, die de plaats van drie hoornen inneemt. Er werkt zich tussen de hoornen een hoorn omhoog en deze wordt groter dan de overige. Dat is de macht van de antichrist, die zich in de wereld van het machtsevenwicht meer en meer doet gelden. In die antichrist komt de reactie tegen de vestiging van Christus' heerschappij tot openbaring.
De antichrist bestaat niet zonder de geboorte van Christus in Bethlehem. Indien de Christus niet gekomen was, dan zou er ook geen antichrist zijn. De antichrist is daarom een getuige van de heerschappij van Jezus Christus. Een getuige zijns ondanks, een getuige niet slechts door wat hij doet, maar vooral door wat hij is. Tot zijn geboorte zelfs zou het niet gekomen zijn, indien de Christus niet in Bethlehem geboren was. En daarom is de antichrist nu ook in wat hij doet en zegt geheel afhankelijk van wat Gods genade gedaan heeft in de wereld.
In Christus is het Woord van God in de wereld gekomen. Johannes heeft de Christus als het Woord gezien. En als dan de reactie van de antichrist zich inzet, dat is dan een tegenwoord tegen het Evangelie van God. Hij zal, volgens het 25e vers, woorden spreken tegen de Allerhoogste. God sprak het Woord van Zijn genade in Jezus Christus en Hij deed dat Woord vlees en bloed aannemen in het Kind van Bethlehem. En tegen dat spreken van de liefde van God spreekt de antichrist het woord van zijn wetteloos geweld.
En dan vervolgt de tekst, Woorden tegen de Allerhoogste zal hij spreken, de heiligen van de Allerhoogste zal hij te gronde richten.
Dat is weer louter reactie tegen het werken van God. In Christus werden wij koningen en priesters. In Zijn hemelvaart werden wij verhoogd. Zo hebben wij een koninklijke roeping. Daartegen komt de antichrist los. Hij loopt de kerk onder de voet, hij drukt ze neer, indien het mogelijk was, tot in de riolen der geschiedenis, opdat het besef van die koninklijke roeping uit de harten wordt uitgeroeid en de aanbidding van de Koning verdrongen wordt door de indrukken van de ellendige toestanden waarin de kerk verkeert.
Telkens gelukt het de antichrist ten dele zo de weerstand van de kerk te breken. Wij worden dan schuw en schichtig. En we zoeken hem voor alle dingen te ontzien en uit de weg te gaan. Wij voelen ons dan slachtoffers en geen overwinnaars, verlorenen in de tijd en geen koningen met Jezus, een volk, dat verstoten werd van het lot en niet het volk, waarmee de Allerhoogste in de Vleeswording van het Woord Zich voor eeuwig verbonden heeft.
Want de antichrist zal de tijden en de wet veranderen. Ook daarin is hij afhankelijk van het werk Gods in de wereld. God heeft voor eeuwig de tijd veranderd in de komst van Christus. De wereld is nu Zijn rechtszaal geworden. En de geschiedenis van de volken werd Hem tot een verhoogde baan. Hij is het, Die door de vlakke velden rijdt. De tijd is nu de tijd van de genade van God, van Zijn overwinning en Zijn heerlijkheid. In Bethlehem is God verschenen in de wereld om de zonde te keren en Zijn liefde tot de overwinning te brengen.
De antichrist is reactionair. Onder duizend leuzen van vooruitgang en vernieuwing wil hij de wereld weer terug dringen in de duisternis, die geheerst heeft voor Christus in de wereld verscheen. Hij wil de tijden en de wet veranderen. Dat is: als god wil hij heersen over het leven, het volkomen naar zijn hand zetten en het alles van zijn geest doordringen, zodat ten slotte niet meer gekocht en verkocht kan worden dan alleen onder dekking van zijn teken. Hij zal zich aanstellen alsof hij de schepper van het leven is, alsof hij slechts heeft te spreken en het is er, te gebieden en het staat er. Dat is de waan van het vlees, dat denkt het hier in deze wereld op het domein van de Vader te zullen halen en de overwinning weg te dragen.
En dan zal het leven aan hem overgegeven worden al is het slechts in schijn. Hij zal heersen een tijd en tijden en een halve tijd. Het zal met zijn macht bergopwaarts gaan. Als de eerste tijd van zijn
heerschappij voorbij is en alle gelovigen menen, dat ze herademen kunnen, dan zullen nieuwe tijden aanbreken, waarin de wetteloosheid zal zegevieren.
Eerst komt er een tijd en als die voorbij schijnt te zijn dan is nog het einde niet, want dan komen er nog andere tijden. Maar al gaat het in stijgende lijn en al doet hij zijn werk in de overtreffende trap, ten slotte zal de antichrist slechts een halve tijd overblijven. De dagen zullen verkort worden om der uitverkorenen wil. De verwoesting zal in een uur komen over Babylon. Het verderf zal hem op de middag verwoesten. Hij zal zijn dagen niet ten einde brengen. Op het ogenblik van de overwinning stort de antichrist neer, omdat de kerk stand houdt en omdat de getrouwen zijn afmattende uitputtingsoorlog doorstaan door de kracht van de genade van God.
In wat voor tijd leven wij? In de tijd van de ontplooiende heerschappij van Jezus Christus. Zelfs de antichrist moet Hem nog dienen om deze wereld te maken tot een vlakke weg, om het werk van de Christus tot het einde te brengen. Met het gezicht op deze glorie van Christus kunt u belijden: neem goed en bloed ons af, het brengt u geen gewin. Zo kunt u met vreugde verdrukking lijden en vasthouden voor heel de wereld, dat de tijd veranderd is door Gods genade in Bethlehem.
En dan wordt die reactie overwonnen. U ziet nu wel, dat het vanzelfsprekend is, dat deze reactie overwonnen wordt. Ze is immers reeds overwonnen voor ze zich inzette. Want ze moet de Christus dienen. Ze moet de tegenstellingen verscherpen tot de laatste scherpte toe. Ze is slechts weerslag op het voortgaande werk van Christus in de Zijnen. Ze is afgedwongen door de Koning der wereld en ze is een middel in Zijn hand, opdat Hij daardoor de Zijnen dringt tot het betonen van de uiterste trouw, tot de laatste belijdenis, tot de uiteindelijke overwinning van de uiterste verzoeking.
U gevoelt wel waarheen de tijd voortgaat. De Oude van Dagen is met de geboorte van Christus gaan zitten op de rechterstoel. Toen werd de belofte van het paradijs vervuld. Het zaad van de vrouw ging het zaad van de slang de kop vermorzelen. In het geloof verstaan we dat met Bethlehem het laatste gericht een aanvang nam. Wie het niet gelooft ziet het niet, weet slechts van een benarde tijd en een angstwekkende geschiedenis. Voor het vlees is de heerlijkheid van de hoogste Rechter verborgen. Er gebeurt straks niet zo heel veel. Slechts wordt het gordijn opgerold dat nu de rechterstoel voor ons oog bedekt. En dan zal ieder oog zien wat nu reeds volle maar ongeziene werkelijkheid is: de Oude van Dagen, zittend op de rechterstoel om door de mens Jezus Christus te oordelen de levenden en de doden. Christus zal komen. Hij is in aantocht.
In wat voor tijd leven wij? Wij leven in de tijd, die zich haast naar het einde. Want in Bethlehem heeft God voor eeuwig Zijn heerschappij gevestigd op de aarde. Wie dit verstaat in het geloof kan waarachtig kerstleest vieren - ook in December 1940.
Amen.