Lezing-J.V.Vrouwenpolder
17 Maart 1935
D E G R O E P B E W E G I N G
Beste vrienden,
Het verheugt ze, dat ik vanavond eens gelegenheid
heb om met u te spreken over de Groepsbeweging.
Velen van ons hebben vooral de laatste weken
zich afgevraagd, wat we toch moeten denken van
deze beweging.
Wilt u nu een zuiver inzicht hebben ten aanzien
van deze beweging, dan moet u volkomen objectief
willen luisteren.
Daarmee bedoel ik dit: Ook hier in Vrouwenpolder
heeft zich een Groep gevormd. Maar nu spreekt
het vanzelf, dat we vanavond hier niet zijn bijeen
gekomen om over de Groep in Vrouwenpolder te
spreken en te denken.
Wij zullen ons bezig houden met de Groepbeweging,
zoals die zich over de hele wereld voordoet.
Straks aan het eind hebben we nog wel gelegenheid
om na te gaan wat de houding is, die Christus
van ons vraagt tegenover de Groep in onze
omgeving.
Het lijkt ze nu het beste toe om vier vragen
te stellen:
1. Hoe is de Groepbeweging ontstaan?
2. Wat zijn haar bedoelingen?
3. Welke maatstaf ter beoordeling hebben we te kiezen? en:
4. Hoe moeten we haar dan beoordelen?
Allereerst dus de vraag van het ontstaan van
de Groepsbeweging.
Vooraf echter nog iets over haar naam en betekenis.
De beweging, die we nu bespreken, draagt verschillende
namen.
Het meest bekend is wel de naam, waaronder ze,
ook bij ons bekend. staat: de Buchmanbeweging.
Deze naam dankt ze aan haar leider: Dr. Frank
Buchman.
De mensen van de beweging zelf spreken niet van
Buchmanbeweging, omdat ze hun beweging niet naar
een mens willen noemen.
Een andere naam is: Oxfordgroep. Oxford is de
naam van een Engelse Universiteitsstad, waar de
beweging als beweging begonnen is.
Het is misschien het beste om ze te noemen met
de naam, die haar aanhangers het liefste is: de
Groepbeweging of kortweg: de Groep.
De betekenis van de Groepbeweging is niet gemakkelijk
te onderschatten. Zonder nu reeds een
oordeel uit te spreken over het blijvende van
haar betekenis moeten
we onze aandacht schenken aan het feit, dat er
geen land ter wereld is, waar ze in het leven
van kerk en wereld geen intrede heeft gedaan.
De Groepbeweging heeft zich verbreid over Holland,
Engeland, Scandinavië, Amerika, Indië, China,
Zuid-Afrika, en Australië.
In sommige landen is haar invloed zo, dat ze
de verhoudingen gaat beheersen.
Zo is het b.v. in Noorwegen, waar de Groep in
enkele maanden tienduizenden aanhangers gewonnen
heeft.
Zo is het in Zuid-Afrika, waar onder invloed
van de Groep het rassenvraagstuk tussen de blanken
en de negers een nieuwe, ongedachte wending
gekregen heeft.
Het valt nog niet na te gaan, welke invloed
de internationale Groep, die in de Volkerenbondskring
haar invloed doet gevoelen op de verhouding
van de natiën te Genève zal gaan uitoefenen.
Hoe is de Groep nu ontstaan?
Ze heeft haar oorsprong bij Frank Buchman zelf.
Frank Buchman is een Amerikaans predikant van
Duits-Zwitserse afkomst. Deze heeft eerst als
predikant in Amerika allerlei werk verricht.
Hij voelde zich echter bijzonder aangetrokken
tot de jeugd en omdat hij zo goed met jongeren
kon omgaan werd hij benoemd als hoofd van een
Tehuis voor Jonge mannen te Philadelphia.
Daar heeft hij vijf jaar gewerkt.
Toen kreeg hij echter onenigheid met het Bestuur
van dat Tehuis. Het Bestuur had nl. aan Buchman
opgedragen om op het eten te bezuinigen:
de rantsoenen van de onbemiddelde jongens
Buchman verzette zich hiertegen met al wat in
hem was, omdat hij meende, dat dit niet naar de
Geest van Christus was.
Hij legde zijn functie neer, zeer ontstemd over
de houding van het Bestuur. Met een verbitterd
hart trok hij naar Europa , diep-ontmoedigd en
in een gedrukte stemming.
Hij maakte een rondreis en kwam ten slotte in
een klein Engels dorp, Keswick. Op een avond
kwam hij in de kleine dorpskerk. Er waren slechts
zeventien bezoekers.
In die kerk hoorde hij een vrouw op heel eenvoudige
wijze over Christus spreken. Ze had het
over Christus, als de Ene, die volledig betaald
heeft voor de zonden van de wereld.
Plotseling ging Buchman het oog open voor de
genade in Christus. Hij Zag in, dat zijn hoogmoed,
zelfzucht en wrevel hem de rust en de vrede hadden ontrooft.
Hij erkende, dat hij wel anderen voor Christus
wilde winnen, maar zichzelf nog niet volkomen
aan Christus overgegeven had.
Hij verstond de betekenis van het Woord van
Christus: Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast
zijt en Ik zal u rust geven.
Toen gaf Buchman zich over aan Christus.
Hij ging naar huis, bevrijd van de last, die hem
lang had gedrukt en schreef zes brieven aan de
zes Bestuursleden van het Tehuis.
Boven iedere brief zette hij enige dichtregels:
Als 'k gadesla dat wondervolle Kruis,
waaraan de vorst van de waarheid stierf
dan acht ik elk gewin verlies
en al mijn trots veracht ik diep.
Daaronder schreef hij:
Lieve vriend,
Ik heb verkeerde gevoelens over u gekoesterd,
en heb er berouw over. Wilt u mij vergeven?
Geheel de uwe,
Frank Buchman.
Op deze zes brieven heeft Buchman nooit enig
taal of teken terugontvangen.
Toen hij de brieven verzonden had, onderging
Buchman een gevoel van bevrijding en blijdschap.
Aan de thee vertelde hij die verandering aan de
familie, bij wie hij logeerde. Die familie had een
zoon, een Eerstejaarsstudent van Cambridge, die
niets van godsdienst wilde weten.
Die jongen vroeg 's avonds aan Buchman een
wandeling met hem te maken. Onderweg vroeg de
student aan Buchman hoe die verandering in zijn
leven had plaats gehad en of hij er verder over
wilde praten.
Buchman vertelde hem toen van de genade van
Christus. Die Jongen is toen tot het besluit gekomen
zijn leven aan Christus over te geven. Hij
ging naar de kerk en kwam tot geloof.
Als een geheel ander mens keerde Buchman naar
Amerika terug. John Mott, de bekende Zendingsman,
verzocht hem te beproeven om het leven van een
Groep Amerikaanse Universiteit te hervormen.
Aan die Universiteit heersten schandelijke toestanden.
Het leven stond er op een zeer laag
peil. Buchman had veel tegenwerking o.a. van
Bill Pickle, het hoofd van een smokkelaarsbende,
die de studenten van jenever voorzag.
Maar Bill Pickle werd voor Christus gewonnen en
binnen drie jaar hadden zich meer dan 1200 studenten
van die Universiteit georganiseerd in Bijbelkringen.
't Was intussen oorlog geworden. De wereldoorlog
bracht overal verwarring. Een schrik was op
de mensen gevallen. Buchman trok naar het Oosten
naar Japan en China. Hij verenigde de mensen in
groeven om daar de geestelijke nood te bespreken.
Zulk een Groepvergadering noemde men in 't
Engels: een Houseparty, d.w.z. een huiselijke
samenkomst. De eerste Houseparty werd gehouden
in de zomer van 1918 te Kuling, een vakantieoord
in het Chinese zendingsterrein.
In 1921 werd er in Cambridge een Houseparty
gehouden voor de studenten. Van Cambridge trok
Buchman naar Oxford, waar de hele universiteit
met haar duizenden studenten in beroering kwam.
Daar heeft de beweging een centrum gevonden,
vanwaaruit ze zich uitbreidt over de wereld.
Vandaar de naam: Oxford-beweging.
De Groepbeweging heeft geen organisatie gevormd.
Er is geen bestuur. Men kan dan ook homogeen
lid worden van de Groep.
Ze wil een beweging zijn en blijven.
Ze wil zijn een opwekking in de Kerk, een herleving,
een Reveil.
Ze zal er dan ook nooit op aandringen om met
de Kerk te breken.
Soms wordt de Groep wel eens genoemd het Elite
Leger van het Heils, het deftige leger van het Heils.
Deze vergelijking gaat beslist niet op. Afgedacht
van andere verschillen mogen we niet vergeten,
dat het Leger van het Heils een aparte organisatie
naast de kerken heeft gevormd en dat het
ongetwijfeld de mensen van de kerk aftrekt.
De Groep wil een ontwaken in de kerken zelf
zijn.
Daartoe brengt ze de mensen in groepen bijeen
in House-parties, dat zijn bijeenkomsten voor
meerdere dagen en in Team-avonden, waar men voor
één avond bijeenkomt.
Deze methode toont weer het verschil met het
Heilsleger. De Groep houdt geen meetings, geen
massa-bijeenkomsten, ze maakt geen muziek, ze
verspreidt geen traktaten. Men vindt in de Groep
geen enthousiaste opgewondenheden, geen daverende
redevoeringen, geen gegalm.
De House-party is een echt-moderne methode van
Evangelisatie.
Een House-party of team-avond is geen vergadering
in de gewone zin van het woord, maar is als het
ware een huiselijke bijeenkomst. Meestal worden ze
gehouden in moderne Hotels, de Team-avonden houdt
men gewoonlijk in een particuliere woning.
Men is dan ook niet gezeten zoals dat in een
vergadering gebruikelijk is, maar in een gezellige
kring in gemakkelijke stoelen. De stemming is er
opgewekt en het lachen is niet verboden.
Standsverschil is buiten gebannen. Graven en
baronnen zitten heel eenvoudig als volkomen gelijken
naast een bankdirecteur of een werkeloze
sigarenmaker.
Er wordt niet gevraagd wie men is of wat men is.
Ieder is hartelijk welkom.
Er worden geen inleidingen of referaten gehouden,
geen toespraken geleverd in de gewone zin
van het woord.
Het middel van Evangelisatie, waarvan men zich
bedient is door en door nuchter, zakelijk, modern:
het gesprek.
Het gesprek, het persoonlijk gesprek is de grondvorm
van de Evangelisatie in de Groep ook in grotere
bijeenkomsten.
Men komt bijeen, er wordt gebeden en uit de
Bijbel gelezen, men houdt Stille Tijd - daarover
straks - en dan heeft ieder de gelegenheid om te
getuigen van wat Christus in zijn of haar leven
heeft betekent, van welke zonde men is verlost
en welke bevrijding men daarin heeft gevonden, welke
veranderingen er in het leven gekomen zijn door
de overgave aan Christus en welke kracht men dagelijks
ontvangt uit de omgang met God.
Dit geschiedt alles in de vorm van een heel gewoon
gesprek, men preekt er niet, men dikt het
niet aan - dat is althans de bedoeling niet- men
verdrinkt zijn gehoor niet in een stroom van clichés
maar men zegt in de gewone taal van het dagelijks
leven, wat Christus is in het leven van degenen
die zich aan Hem overgaven.
De Groep heeft hiermee iets bereikt, wat noch
de kerkelijke Evangelisatie noch het Leger des
Heils ooit heeft kunnen bereiken.
Ze heeft namelijk niet getracht de mensen naar
vergaderingen of bijeenkomsten te krijgen waar ze
zich toch niet thuis zouden voelen.
Maar de Groep heeft de moderne mens opgezocht
in zijn eigen omgeving, waar hij zich niet vreemd
voelt, maar zich sterk waant, omdat het zijn eigen
terrein is: het moderne milieu.
Industriëlen, geldmagnaten, ambtenaren; professoren,
dokters, ingenieurs, advocaten, mannen
en vrouwen van stand en intellect werden zo
verrast door het Evangelie op een plaats waar ze
het nooit hadden verwacht en van mensen, die even
modern waren als zij, even makkelijk, even sportief.
Ze hadden misschien wel eens een koortje van het
Leger des Heils op straat horen zingen, ze hadden
misschien wel eens een kerkdeur zien openstaan,
ze hadden misschien wel eens door de radio enkele
klanken van een preek opgevangen en toen gauw een
ander station opgezocht.
Ze waren van het Evangelie vervreemd, omdat ze
er niet aan dachten het Evangelie op te zoeken in
de Heilssamenkomst, in de kerk of in de radio.
En nu werden zij door het Evangelie opgezocht in
hun eigen omgeving, op eigen terrein, op de hun
bekende en vertrouwde plaatsen, in de kring van
hun eigen kennissen, vrienden, collega's, chefs,
studiegenoten.
Ze hoorden de Naam van Christus niet in een
lied van het Leger des Heils, maar op de beurs, op
kantoor, in de club, op de soos, op zakenconferenties,
in-hotels en vakantieoorden.
Wat door de Groep op deze wijze bereikt is kan
niet worden overzien. Over de vijf werelddelen
heeft ze haar werk uitgebreid. Bijna geen land ter wereld,
waar ze haar invloed niet doet merken.
Ze werkt niet slechts onder degenen, die los
waren van kerk en christendom, maar ook onder hen
die tot de kerk behoorden, ja zelfs onder hen, die
in de kerk een leidende plaats te bekleden hadden
Duizenden erkennen met blijdschap, dat ze in de
Groep tot een ander leven gekomen zijn. Velen in
deze vermoeide tijden hebben in de Groep-bijeenkomsten
de last van hun leven voelen wegglijden. Vele
wanhopigen hebben daar weer licht in hun verwoest
leven ontvangen.
De Groep spreekt niet van bekering, maar van
verandering, ook al om alle verwarring
met het vroegere Methodisme van de 19e eeuw te vermijden.
Sommige van die veranderingen zijn te boek gesteld.
Laat ik er twee mogen noemen: Een verandering
van iemand buiten de kerk kunt u vinden in
het boek van V.C. Kitchen: Ik was een volslagen
heiden.
Van een verandering van iemand binnen de kerk
wordt getuigd in: Waarom ik vertrouwen stel in
de Oxford-beweging door Jac. Winslow.
Kitchen, de genezen heiden, was directeur van
een Reclamebureau in New-York. Zowel in zijn zaken
als in zijn particulier, gezins- en huwelijksleven
zat hij aan de grond. In zijn boek vertelt hij van
de verandering.
Er komt orde in zijn zaken. Alle oneerlijkheden
worden uitgebannen. Er komt orde in zijn eigen leven.
Hij gooit zijn geld niet meer weg aan drinken
en uitgaan. Er komt orde in zijn gezin. Hij belijdt
zijn vrouw zijn zonde en zij aan hem. Ze gaan de
kinderen anders opvoeden. Of liever ze beginnen met
de opvoeding, er komt verandering in zijn denken,
hij is niet meer hoogmoedig, laat zijn valse wijsbegeerte
varen en erkent nederig, dat alleen Christus hem,
zijn vrouw, zijn kinderen, zijn zaak, de
mensen, Amerika en de wereld redden kan.
De ander, Winslow, is een monnik van de Hoog-Kerkelijke
orde van de Anglicaanse Kerk. Hij werkt
in Poona, Brits-Indië. Vroeger evangeliseerde hij
met zijn eigen vroomheid, Daartoe droeg hij een
pij en een baard. Nu evangeliseert hij met het
getuigenis van Christus en daar heeft hij geen aparte
kleding en apart gezicht voor nodig. Hij komt nu
bij de Brits-Indiërs zoals hij is, als een gewoon
mens en nu begrijpen ze hem veel beter.
De gedaanteverandering is bij hem symbool van
een levensverandering.
In een klein boekje, Ermatinger Tagebuch, zijn
in kort bestek een groot aantal van deze veranderingen
verteld.
Ik kan nu niet op alle verschijnselen wijzen.
Het zou
ons te ver voeren om na te gaan hoe de Groep op
de verhoudingen in de wereld in werkt. (Merkwaardig
is, dat bij sommigen twee bijzonder uiteenlopende
gedachten-complexen als de Groep en de Dialectische
Theologie van Barth en Brunner samengaat.
Toch is dit niet te verwonderen. Het gemeenschappelijke
in de Groep en in de Dialectische
Theologie is het kritische ten aanzien van de
mens, een echt-na-oorlogse trek. Dit even als
tussenopmerking voor eventuele belangstellenden op dit
punt.)
Ook in ons eigen land wordt de invloed groot.
Mannen die in het publieke leven een plaats
van verantwoordelijkheid bekleden, hebben de invloed
van de Groep ondergaan. Ik kan in deze grote
vergadering geen namen en bijzonderheden vermelden.
Laat ik er één mogen noemen. De leider van
de Nederlandse delegatie bij de economische
onderhandelingen met Japan te Batavia is Dr. P. Idenburg.
Deze heeft de onderhandelingen gevoerd op de
wijze van de Groep, open, eerlijk en met liefde.
Het gevolg is, dat de Japanners weigeren met
iemand anders te onderhandelen dan met Dr. Idenburg.
Ik heb gemeend bij het ontstaan en de geschiedenis
van de Groep iets langer stil te staan omdat vele in deze
vergadering van de Groep niet
Korter kunnen we nu spreken over de bedoelingen
van de Groep. De voornaamste beginselen zijn: overgave,
Belijdenis, getuigen, goedmaken, Stille Tijd.
Leiding en de vier absolute eisen
De Groep ziet de wereld zo: er is in en buiten
de kerk ontzaglijk veel ellende, die niet het gevolg
is van ziekte, tegenslag, armoede en andere
oorzaken buiten de mens, maar die haar oorsprong
vindt in het leven van de mensen zelf.
De mensen zijn onrustig, ze kennen geen vrede,
ze zijn gejaagd en zenuwachtig, omdat ze aan hun
zonden vasthouden. Ze handhaven zichzelf tegenover
God en elkander. Ieder mens zit op de troon
van zijn eigen Ik en wil van daaraf de wereld regeren.
Dit veroorzaakt eindeloze botsingen tussen al
die koninkjes en die koninginnetjes. Zelfs vele
huwelijken vertonen een fragment uit de strijd om
de macht, de strijd om het eigen Ik te laten
gelden.
Allerlei middelen worden aangegrepen om het
eigen Ik te handhaven: hoogmoed, meerderwaardigheidsgevoel,
heerszucht, jacht naar plezier,
jacht naar geld, oneerlijkheid, bedrog, huichelarij
schijngodsdienst.
En ondanks dat alles worden de mensen overheerst
van vrees, angst, onzekerheid, onvrede. Dit vinden
we in en buiten de kerk, bij de tollenaren en
de Farizeeërs.
Er is maar één weg om te ontkomen. Dat is de
volkomen overgave aan Christus. Het eigen Ik moet
van de troon. Het moet aan Christus worden uitgeleverd
als een gevaarlijke vijand.
Die volkomen overgave moet gepaard gaan met
zondebelijdenis. Daarmee is niet bedoeld
dat de zonde in de vergadering van de Groep zou
moeten worden beleden
Het is gemakkelijk om onze zonden in stilte aan God te
belijden en om ons leven in stilte aan Christus over
te geven. Daarom moet men zich aan Christus over
geven in tegenwoordigheid van iemand anders, die
zich al aan Christus overgegeven heeft. Men moet
dus in het bijzijn van die ene, al zijn zonden
belijden.
Dat is de zondebelijdenis in de Groep.
Daarop volgt het getuigen. Dat getuigen geschiedt
in de vergaderingen van de Groep en daar
buiten. Onder getuigen verstaat men dit, dat
men aan anderen getuigenis geeft van de verandering,
die Christus in de overgegevenen tot stand
brengt.
Men behoeft dan dus niet zijn zonden in kleuren
en geuren op te dissen. Men kan het zeggen in algemene
bewoordingen, wanneer de aard van de zonde
waarvan men verlost is, dit wenselijk maakt.
In alle geval: men mag de schat van de vergeving
niet voor zich houden, maar moet dat aan
anderen vertellen om dan de anderen door de blijdschap
van de vergeving er toe te brengen, dat ook
zij hun leven aan Christus overgeven en hun zonden
belijden.
Al behoeft men niet zijn zonden in bijzonderheden
te schilderen, toch mag men zichzelf niet sparen.
Het moet volkomen oprecht zijn. Dan alleen begrijpt
men wat George Meredith schreef: Wij dronken van
de zuivere glans van de openhartigheid.
Het is echter onvoldoende wanneer men de overgave
aan Christus gepaard laat gaan met belijden
en getuigen.
Dat zijn ten slotte maar woorden, hoe moeilijk
het ook valt tegenover andere mensen te erkennen
dat men van zijn hoge standpunt af moest om nederig
Christus te erkennen als de Redder.
Deze woorden moeten gevolgd worden door daden.
Vooral de mensen van onze tijd verlangen geen
theorieën, geen mooie idealen, maar ze staan open
voor de eenvoudige taal van de daad. Dat spreekt
meer tot de mensen dan de mooiste woorden.
Heeft men iemand onrecht aangedaan, dan moet
men hem dat gaan zeggen of schrijven. Zo heeft
Frank Buchman het zelf gedaan ten opzichte van
de Bestuursleden van het Jongenshuis.
Heeft men zich iets ten onrechte zich toegeëigend,
dat moet men het teruggeven.
Heeft men in de handel onrechtmatige winst
behaald dan moet die aan de benadeelden vergoed
worden.
Dit beginsel wordt genoemd: de Restitutie, het
goed-maken.
Dit kan de mens echter niet
bij eigen licht. En daarom wil God hem leiden.
De leiding is een merkwaardige gedachte in de
Groep. De leiding heeft plaats in de zogenaamde
Stille Tijd.
Iedere morgen moet men Stille Tijd houden. En
ook op de House-Parties en de Team-avonden kent
men deze Stille Tijden.
Vooral het vroege morgenuur houdt men daarvoor
bijzonder geschikt, omdat men dan nog niet vermoeid
is van de arbeid. De vorige dag is na de
slaap van de nacht enigszins op een afstand gekomen
en de nieuwe dag dringt zich nog niet op.
Men moet daarom vroeg opstaan en daarom ook
niet te laat naar bed gaan. Vele kerkgangers
mochten daar vooral 's Zaterdagsavonds en 's
Zondagsmorgens wel eens aan denken. Een jacht van het
bed naar de kerkbank is niet geschikt om de
aandacht te spannen.
In die Stille Tijd moet men dan luisteren naar
mededelingen van de Heilige Geest. Wij moeten
dan ons leven opnieuw aan Christus overgeven en
vragen wat we met die nieuwe dag moeten doen.
Als we dan stil en gewillig afwachten, dan
geeft de Heilige Geest ons dat in. Het is raadzaam
om dan papier en potlood te gebruiken om alle
ingevingen van de Geest op te schrijven. Soms
ontvangt men dan, zoals Jac. Winslow het zegt,
een heel blaadje met opdrachten voor die dag:
hoe men zijn werk moet verdelen, wie men moet
Bezoeken, wie men een brief moet schrijven, met wie
men iets in orde moet maken.
De jacht verdwijnt dan uit het leven en men
doet rustig zijn werk, wetende, dat men onder de
Leiding van de Geest staat.
Dat is het beginsel van de Stille Tijd en de
Leiding.
Ik kom daarop straks nader terug.
Ten slotte moeten we nog bespreken de vier
absolute eisen: Wil men een aan God overgegeven
leven leiden, dan moet men zich aan die vier
absolute eisen houden.
Deze zijn: absolute eerlijkheid, zowel tegenover
zichzelf als tegenover anderen,
absolute reinheid, absolute onzelfzuchtigheid
en absolute liefde.
Als men zich door deze vier absolute eisen laat
leiden, dan staat men open voor de Leiding van
de Geest. Een volmaakt leven bereikt men dan niet,
maar iedere nieuwe zonde moet opnieuw beleden
worden en weggedaan door een nieuwe overgave
aan Christus.
In dit alles is de Groep zeer concreet. Dat wil
zeggen, ze wil niets van algemeenheden weten.
Het moet alles tastbare werkelijkheid zijn, anders
is het waardeloos.
Mooie woorden werken niets. De bekering of verandering
moet dan ook tastbaar in het leven merkbaar zijn.
Wordt men door iemand op een bepaalde zonde
gewezen, dan moet men luisteren. Men moet zich
bekeren in kleine en in grote dingen.
Slechte gewoonten moeten worden nagelaten, verkeerde
gebruiken moeten verdwijnen.
De Groep zegt niet: de zonde moet weg, maar
ze vraagt: wat is uw boezemzonde? Die moet u laten.
Hieraan mogen die mensen wel eens denken, die
graag toestemmen, dat ze in Adam gevallen zijn,
maar als door een speld gestoken opspringen,
wanneer men ze op hun concrete, tastbare, werkelijke
zonden wijst.
Dit zijn dus de beginselen van de Groep:
Overgave, Belijdenis, Getuigen, Goedmaken, Stille
tijd, Leiding en de vier Absolute Eisen.
Ik ben me bewust, dat ik ze maar onvolledig heb
aangewezen, maar ik moet ze beperken.
Wat moeten we hier nu van denken?
Dat was onze derde vraag.
Nu zullen we nooit een goed inzicht krijgen in
de Groep als we van te voren niet rustig overwegen
welke maatstaf we moeten aanleggen.
Voor sommigen is de ontzaglijke invloed van de
Groep de maatstaf. Met aantal veranderde mensen
is zo groot, dat men zich als het ware door de
stroom voelt meegetrokken om zich te verblijden
in de zegeningen, die de Groep heeft gebracht.
Voor anderen is de stemming op de Houseparty
het criterium. Velen van de Groep laten zich
hierdoor leiden. Ze zeggen: u moet eerst op een
House-party geweest zijn en dan kunt u pas over
de Groep oordelen. Als u op een Houseparty komt
dan is het alsof u de eerste christengemeente
binnenstapt. Dan zult u zien, dat de tijd van de
Handelingen van de Apostelen is teruggekeerd.
Dit wijs ik af. Dat zou juist zijn als het er
over ging om stemming op de Houseparty te beoordelen.
Niet de ziel, waarmee men de dingen beleeft
maar de geest, waaruit men leeft moet de doorslag
geven. En die geest kan men beproeven ook al heeft
men de ziel niet gesmaakt.
Ook het leven van de Groep-mensen kan geen
maatstaf zijn. Sommige Groep-mensen leiden een leven,
waarbij we heus wel eens tot onszelf mogen
komen. We zien bij velen een vroomheid om
er stil van te worden.
Toch kan ook deze levensopenbaring geen maatstaf
zijn. De Groep mag dat zelf niet wensen, want ze
wil zelfs Frank Buchman niet als een voorbeeld
stellen, maar Christus.
Christus - daar hebt u het. Wat zegt Christus
van de Groep? Aan Zijn kritiek willen we ook de
Groep onderwerpen. Dus niet aan onze inzichten
gevoelens, neigingen, sympathieën en antipathieën,
maar aan Hem, voor wie allen zich onderwerpen
moeten.
Mijn schapen horen Mijn stem, zegt Christus en
die stem van onze Herder klinkt ons tegen uit de
Schriften van het Oude en Nieuwe Testament.
Daarom moeten we vragen: wat zegt de Schrift?
In de Schrift spreekt God ons aan. Dat is het
Woord van God. En nu vraagt dit Woord om een
antwoord. Dat Antwoord is mijn
geloof.
Ik moet mijzelf erkennen als een door God aangesproken mens.
God spreekt ons aan en in die aanspraak ligt
onze redding, omdat we in die aanspraak de verlossing
door het bloed van Christus ontvangen.
En omdat God mij verlossend heeft aangesproken
daarom ben ik nu van God, van top tot teen, in
alle verhoudingen waarin in leef, concreet,
tastbaar-werkelijk, in de kerk en in de wereld, in de
handel en in het bedrijf, in het gezin en in het
huwelijk, in de omgang met anderen, kortom, ik kan
mijn hand niet uitsteken of ik raak Gods eigendommen aan.
Daarom moet ik in mijn ganse leven eerbiedig
zijn. De Schrift noemt dat: de Vreze des Heren.
Natuurlijk is het mogelijk om oneerbiedig te
zijn. Als ik dat in mijn ganse leven ben, dan ben
ik een ongehoorzame en dan Zal het Tyrus en Sidon
verdraaglijker zijn in die grote dag.
Maar het is ook mogelijk, dat ik God vrees en
toch telkens met droefheid moet ontdekken, dat
ik toch weer oneerbiedig ben geweest, dat ik weer
heb gezondigd, concreet, op dat en dat bepaalde
punt en dan moet de belijdenis volgen voor de
Geest, die bedroefd is.
En dan wil God dat leven van het geloof, die eerbied,
die kindervrees in stand houden door de prediking
van Zijn Woord en de bediening van Zijn Sacramenten.
Dit laatste heeft Christus aan de ambten
opgedragen, aan Zijn apostelen en hun opvolgers.
De aanvaarding van het Woord en de aanspraak
van God moeten we niet zien als een overgave aan
Christus, om daardoor Zijn eigendom te worden.
Maar het geloof is dan de ontdekking en de erkenning,
dat God door Zijn aanspraak beslag op ons
heeft gelegd, ons heeft geconfiskeerd, omdat we
niet Christus' eigendom worden, maar erkennen
dat we Christus' eigendom zijn
Laten we dit nu eens met een woord uit de Schrift
voor vanavond de vreze des Heren noemen. Ik heb
opzettelijk een Bijbels woord gekozen, omdat dit
voor niemand een theologische bijsmaak kan hebben.
Laat ik even een tussenopmerking mogen maken.
Er is natuurlijk geen bezwaar tegen om de bedoelde
erkenning van het beslag-leggende Woord van God
anders te noemen b.v. overgave. Het gaat niet over
een woord. Als we met moderne mensen spreken
moeten we dikwijls andere woorden gebruiken, woorden
die hun beter liggen.
Maar we spreken dus nu bij onze beoordeling over
de vreze des Heren, zoals Christus die van ons
eist in de verlossende aanspraak door Zijn Woord.
Nu is het mogelijk dat men van tweeërlei zijden
bezwaar heeft tegen de Groep-beweging.
Het is mogelijk, dat iemand die vreze des Heren
in zijn eigen leven niet wil laten doorwerken.
Dit is mogelijk niet slechts buiten, maar ook in
de kerk, ja, dit is zelfs mogelijk als we in alles
met het kerkelijk leven meedoen.
Zo iemand wil er in zijn eigen leven niet aan
om concreet, in de tastbare werkelijkheid naar het
Woord van Christus te leven, omdat dat Woord van
ons eist, dat wij in onze zonde met Christus
moeten worden gekruisigd.
Natuurlijk hebben zulke mensen bezwaren tegen
de Groep. Want ze hebben een vermoeden, dat er
in de Groep iets leeft van de vreze des Heren,
waar ze niet aan willen en nu hebben ze vanzelf
allerlei bezwaren, misschien wel met de Bijbel
in de hand en de vroomheid op het gezicht.
Ze hebben bezwaren tegen de Groep, omdat er
in hun hart een geheime angst verscholen ligt.
Deze angst, dat ze zelf in hun eigen leven
ernst zouden moeten gaan maken met de concrete
eis van Christus.
Die mensen zijn op de vlucht voor de vreze des
Heren, -voor de confiscatie van Godswege. Ze
willen zich handhaven in hun zonden en nu zijn
ze bang, dat ze door de Groep in hun rustige
leventje zouden worden gestoord.
Met deze bezwaren wil ik zelfs geen ogenblik
instemmen.
Maar het tegenovergestelde is ook mogelijk, dat
iemand in heel zijn leven God zoekt te vrezen, om
iemand zich wel heeft overgegeven, zoals de
Groep het zou zeggen, maar dat hij toch bedenkingen
heeft tegen de Groep en haar bedoelingen.
Daarom is bij velen, die ondanks al hun fouten
oprecht leven bij het Woord van Christus, deze
vraag opgekomen: In hoeverre is de Groep-gedachte
in overeenstemming met het Woord van God? In
hoeverre is daar in de Groep de vreze Gods verwerkelijkt?
Zegt de Groep hetzelfde wat de Bijbel zegt,
misschien in wat moderne vormen om moderne mensen
te bereiken of is de boodschap van de Groep
een andere boodschap dan die van het Evangelie?
Deze maatstaf willen we aanwenden.
Het profetisch woord, dat zeer vast is zal ook
hier ons licht zijn.
Het Woord van God beslist over alles, over iedere
vorm van vroomheid, over iedere massabekering,
over alle wonderen, Ja, al stond er iemand van de
doden op, dan moet hij voor dat Woord nog buigen.
Daarom aarzel ik geen ogenblik om te vragen:
wat zegt het Woord?
Hiermee heb ik een maatstaf, die buiten ons
gelegen is, buiten onze inzichten, boven onze
sympathieën of antipathieën, boven onze individuele
Beperktheid.
In het Woord hebben we tegelijk een maatstaf,
waarmede we ook zelf gemeten worden.
Als we zelf ons leven niet onderworpen hebben
aan dat Woord, dan zouden we nu met vuur gaan
spelen, dan nemen we nu een mes in de handen,
dat straks ons eigen vlees snijden zal.
Wanneer we nu dus gaan beoordelen, dan moeten
we zelf buigen. De enige kritiek, die in de
wereld mag worden uitgebracht, is kritiek op de
knieën. Zo heeft ook Christus op de knieën Zijn
discipelen gekritiseerd in de opperzaal bij de
voetwassing en de discipel is niet meerder dan
Zijn Heer. Christelijke kritiek is altijd Dienst.
Zo willen wij nu vragen; wat zegt het Woord van
dit alles?
Nu komt het er op aan, dat we ons niet verliezen in bijzaken.
Zo worden er allerlei verhalen gedaan van bekeringen
in de Groep, die een vrij oppervlakkige
indruk maken. Sommige mensen spreken daar van
bekering en van verandering zonder hoegenaamd te
beseffen hoe zwaar die woorden wel wegen.
Dit is alles wel waar, maar we moeten de Groep
niet beoordelen naar sommige aanhangers, want
wij wijzen dat ten opzichte van de kerk altijd af.
Ook wordt er op gewezen, dat de kleur van de
ene groep, als ik het zo eens zeggen mag, heel
anders is dan van de andere.
Dit is waar. Het is precies als bij de persoonlijk
aanraking met Groep-mensen: van de één gaat iets
uit, dat tot bezinning roept, de ander is bedroevend
Oppervlakkig.
Maar ook dit is bijzaak. Ook de mannen van het
Reveil hebben niet onmiddellijk die diepte van
belijden gegrepen die eerst na jarenlange worsteling
bereikt werd. Zo was het trouwens in iedere
tijd van herleving en reformatie.
Ik wil ook niet rijzen op allerlei uitspraken
van Groep-mensen, die beslist tegen het Woord
ingaan.
Als Frank Buchman zegt, dat we door Christus
in dezelfde mate verlost worden als we zelf die
verlossing willen, dan is dat meer Remonstrants
dan Reformatorisch.
De Groep zal zich zelf over deze zaken moeten
bezinnen. Al schuift de Groep nu nog de Theologische
bezinning van zich af, toch zal ze er eens
toe moeten komen om haar inzichten en doorzichten
theologisch te verwerken.
Laat niemand in de Groep denken, dat de verschilpunten
verdwenen zijn, nu de mensen van verschillende
kerken en verschillende belijdenissen
elkander in de Groep als broeders hebben ontdekt.
Dat laatste was broodnodig, maar daarmee is men
niet boven de tegenstellingen uit.
Met een vriendelijk woord muilkorft men de
theologische tegenstellingen in belijden op den duur niet.
Evenzo of nog veel sterker is het ten opzichte
van de verschillende kerken. Velen in de Groep
beschouwen het verschil tussen de kerken als een
Quantité negigable, als een bijzaak, die verwaarloosd kan worden.
Een ernstiger aanval op de Una Sancta op de
ene, heilige, christelijke kerk kan moeilijk worden
gepleegd. Zo worden we nooit één. Eenheid
wordt bereikt wanneer we juist bij de krachtigste
openbaring van de gemeenschap van de heiligen
met echte droefheid erkennen, dat er een scheur
ook door de Una Sancta in Nederland
loopt.
Met een glimlach en een begrijpend hart - och,
ja, dat moeten we hebben, - wordt de kerk niet
Één.
Zo zouden we ook de bezwaren kunnen gaan
bespreken ten aanzien van de beginselen van de
Groep, tegen het belijden en getuigen, de Stille
Tijden de vier absolute eisen.
De tijd ontbreekt om dat alles afzonderlijk te
bespreken. In het algemeen geloof ik, dat er
niet bezwaren ingebracht moeten worden tegen de
excessen, maar dat we over 't algemeen moeten
erkennen met schaamte en met blijdschap tegelijk,
dat de Groep hier enkele brokstukken van de vreze
des Heren in nieuw licht worden gezet.
Is het beginsel van goed-maken niet volkomen
naar de Schrift? En wat het getuigen betreft:
och, we moeten met onze zonden niet te koop lopen
maar we moeten toch ook weer niet de genade van God
in ons eigen leven heimelijk verborgen houden.
Kan ik een ander helpen, een ander, die in de
zonden zit, door de zeggen, dat ik zelf ook zo'n
strijd met mijn zonden heb, wel dat moet ik niet
als een gaaf en onberispelijk mens me zelf groot
houden, maar dan moet ik naast de zondaar gaan
staan, om de eenvoudige reden, dat ik zelf toch ook
een zondaar ben.
Gemeenschappelijk belijden van concrete zonden
geeft een band en breekt de vervreemding waarin we
zo dikwijls van elkander gescheiden zijn.
We kunnen hier van de Groep leren, omdat
wij ons op dit punt aan een zonde schuldig maken.
We spreken telkens uit, dat we zondaren zijn,
maar in de praktijk spelen we met onze zonden
verstoppertje en willen wij graag voor de onberispelijke
mens doorgaan.
Toch, ten slotte, zal ook de zondebelijdenis
tegenover elkander niet de weg zijn. Ds. J. C. Sikkel
heeft eens gezegd: als ze naar het Woord niet
luisteren, dan luisteren ze nergens naar.
Het Woord, niet van een mens maar van God, waarbij
ook onze zondebelijdenis niet in de schaduw kan
staan.
Ik wil ook nog even, voor ik het voornaamste
punt van de kritiek ter sprake breng, op twee andere
punten wijzen.
Men heeft gevraagd of in de Groep de vergeving
van de zonde door het bloed van Christus niet te
veel op de achtergrond wordt geschoven, terwijl
de ethische vernieuwing van het leven, die op de
overgave volgt, de beheersende plaats inneemt.
Russel heeft zich hierover verwonderd.
Toch laat deze gedachte zich niet terugdringen
Dit zou te erger zijn, omdat er van werkelijke
vernieuwing slechts sprake kan zijn op grond van
en in erkenning van de verlossende kracht van het
bloed van Christus.
Aartsbisschop Davidson van Canterbury heeft
voor zijn sterven gezegd:
de grote vraag van de toekomst zal zijn, of God
de mens genade schenkt zoals aan Christus of
door Christus en door Christus alleen.
Voor deze vraagstelling zal ook de Groep worden
geplaatst.
Ook de verhouding tot de kerk is nog niet duidelijk.
De Groep trekt wel niet direct de mensen uit
de kerk weg. Maar Groep-mensen voelen de band met
andere Groep-mensen veel sterker dan in de kerk.
Vergeten wordt, dat Christus de verkondiging van
het Evangelie aan de apostelen heeft toevertrouwd
en aan hun opvolgers, aan de ambtsdragers,
en niet aan mensen, die zich in het
bijzonder overgegeven hebben al moeten die ambtsdragers
wel anders dan dikwijls het geval is bijzonder
overgegeven mensen zijn.
Er zijn nu predikanten, die zich beijveren in allerlei
Groep-werk, terwijl hun ambtelijk werk waartoe
ze geroepen zijn als herders van de schapen er
onder lijdt
De verhouding van de Groep tot de kerk moet
nog tot klaarheid komen.
Ten aanzien van al deze punten meen ik echter,
dat we niet moeten vergeten, dat de Groep een
jonge beweging is. Velen van de Groep kennen nog
maar kort de aanraking met Christus.
Ziende op het Woord en Zijn eis en niet ziende
op ons eigen leven eigen werk, eigen zonde, eigen
dwalingen, zullen we erkennen, dat de Groep
in menig opzicht niet de juiste weg gevonden heeft.
God vraagt, dat we voor de Groep zullen bidden
of Hij Zijn kinderen in de Groep verder in Zijn
waarheid leiden wil, of Hij Zijn Woord ze nog
beter wil leren verstaan, en ze nog meer wil
schenken de doorwerking van Zijn Geest.
Dan oordelen we niet met een hard oordeel,
maar dan verwachten we.
Als God Zijn kinderen in de Groep in Zijn waarheid
dieper wil laten doordringen, dan is met de Groepbeweging
de herleving van de kerk begonnen en mogen
we een overvloedige oogst verwachten.
Dan gaat de Kerk van Christus een totaal andere
tijd tegemoet.
Er is echter één punt, waarover ik nog iets
wil zeggen, een punt, waarvan we niet kunnen zeggen
dat de Groep nog niet de juiste weg gevonden
heeft, maar waarin de Groep beslist op de verkeerde
weg is en dat is de Leiding.
Ten aanzien van de Leiding gaat de Groep tegen
het Woord van God in en verbreekt ze ook volkomen
de continuïteit met de geschiedenis van de kerk.
Volgens de gedachten van de Groep geeft God
door de Leiding van Zijn Geest in de Stille Tijd
Zijn wil te kennen.
De Kerk heeft altijd in haar belijdenissen uitgesproken,
dat er een Leiding van God is in het leven
van de gelovigen.
Maar de Kerk erkent, dat deze leiding middelijk
is. Wanneer we voor moeilijke beslissingen staan,
dan moeten we vragen of God door Zijn Heilige'
Geest ons wil leiden, dat wil zeggen of Hij door
het licht van Zijn Geest Zijn Woord wil doen
verstaan, opdat we uit Zijn Woord en door Zijn Woord
zijn wil mogen kennen.
De Groep zegt echter dat er onmiddellijke leiding is.
Men houdt dan Stille Tijd en leest daarbij wel
uit het Woord, maar de Leiding is toch onmiddellijk
De Geest draagt in de Stille Tijd allerlei werk
op, zegt hoe er gearbeid moet worden, aan wie
men een brief moet schrijven en wie men een bezoek
moet brengen.
Kleine en grote dingen moet men dan in de Stille
Tijd door de Geest laten beslissen. Staat men
voor een moeilijkheid, dan moet men Stille Tijd houden
en luistert men naar God.
Als we naar Gods leiding luisteren zullen alle
gevraagde en ongevraagde wensen worden verhoord.
Dit is een duister punt in de gedachten van de
Groep. Wanneer men vraagt: hoe kunnen Gods mededelingen
en de gedachten,
die uit ons eigen bewustzijn voortkomen onderscheiden?
dan geeft de Groep geen bevredigend antwoord.
Sommigen zeggen, dat we door oefening gevoelig
worden voor Gods stem en Hem onmiddellijk herkennen.
Maar niemand zal menen, dat die vraag hiermee
is beantwoord.
De Groep zelf begrijpt wel, dat hier voor haar
een ontzaglijke moeilijkheid zit. Daarom zegt ze
ook dat de ingevingen vooral in 't begin moeten
worden getoetst aan de Bijbel of aan overleg met
anderen, die ook leiding in hun Stille Tijd ontvangen.
Verder moeten de ingevingen getoetst worden
aan de eisen van absolute eerlijkheid, reinheid,
onzelfzuchtigheid en liefde.
De Groep staat hier voor een onontkoombaar
dilemma, een onontkoombare keus.
Als er onmiddellijke leiding is dan is
nadere toetsing van de ingevingen overbodig, maar
moeten ze getoetst worden, dan is er geen onmiddellijke
leiding.
Nu zegt de Groep: Ja, maar wanneer men in het
luisteren geoefend wordt, dan is die toetsing
niet meer nodig.
Hierdoor komt de Groep op een nog gevaarlijker
terrein. Want ten eerste wordt het Woord hierdoor
nog meer op de achtergrond geschoven. Het
lezen van de Schrift in de Stille Tijd
wordt dan meer en meer slechts een Vorstufe,
een voorportaal van de veel hogere openbaring
door onmiddellijke leiding.
Maar wat nog tragischer zou zijn: de afstand
tussen goddelijke openbaring en menselijk bewustzijn
wordt hier benauwend klein. Nog één stap
en beide worden vereenzelvigd, zodat alles wat
uit het vrome bewustzijn voorkomt goddelijke openbaring
is.
In vroeger eeuwen is dit steeds omgeslagen
in Heiligenverering van de ergste soort of in
Rationalisme, redeverheerlijking, zoals we
dat kunnen leren uit de geschiedenis van het
Engelse Deïsme.
En al is het geestelijk klimaat van de Groep
wel een totaal andere dan die van de Rationalisten
en zal het moeilijk vallen een punt van overeenstemming
aan te wijzen, toch moeten we van de
geschiedenis willen leren en erkennen, dat het
sein hier op zeer onveilig staat.
De Groep heeft met haar gedachte van onmiddellijke
leiding een overijlde oplossing willen geven
van de vraag van de Leiding van de Geest en dat
in de 20ste eeuw, waarin de Kerk juist moet
worstelen om tot een belijdenis van het werk van
de Geest te komen.
En wat zeer te betreuren is: de Groep heeft
zich op de Leiding vastgezet. Het is de hoekpilaar
van de gedachtenwereld. Het zal uiterst
bezwaarlijk zijn om bij nadere Leiding van de Geest
in de waarheid van Zijn eigen werk en Zijn eigen
verhouding tot het Woord de gedachte van deze
onmiddellijke leiding weer los te laten.
De Groep is hiermee beslist op de verkeerde weg.
De geschiedenis laat ons zien, dat onmiddellijk
Leiding steeds het leerstuk van de ketters is geweest.
We vinden het bij de Montanisten en bij de
Sekten van de Middeleeuwen en bij Sebastiaan Franck
en de Wederdopers.
Van de leer van de onmiddellijke Leiding is nog
nooit een vernieuwende werking, een reformatorische
prikkel op de Kerk uitgegaan.
Ik wil de Groep niet met de genoemde sekten
vergelijken, maar de geschiedenis steekt hier
een waarschuwende vinger omhoog.
Ook daarin ligt een oproep tot gebed. God is
machtig om de ogen te openen. Dit weet ik wel
ook door persoonlijke aanraking met Groep-mensen,
dat velen te zeer leven in de vreze Gods dan dat ze
op de duur aan iets zouden vasthouden, dat niet
naar het Woord van Christus is.
Hier doet de geschiedenis ons hopen.
De Wederdopers staan onder ons zeer slecht bekend
om de ontaarding van het Dopers beginsel in
Revolutie en dweperij.
Maar te veel wordt vergeten, dat er onder die
Wederdopers vele waarachtige christenen waren die
van geen Revolutie wilden weten, hun leven met
vreugde gaven op de brandstapel en het schavot.
Later heeft de Geest ze door het Woord geleid
in de waarheid en hebben die Dopersen hun dwalingen
met vreugde verloochend, omdat ze een betere
weg gevonden hadden.
De Reformatie van de Kerk in de 16e eeuw is voor
een groot deel het werk geweest van mannen, die
aanvankelijk tot de Wederdopers behoorden.
Als deze geschiedenis zich herhaalt, dan - ik
zeg dat nog eens - is de herleving en de vernieuwing
van de kerk niet ver meer.
Dan staan er in bijna alle landen van de wereld
duizenden mannen en vrouwen klaar, die straks het
werk van de Reformatie van de 20ste eeuw gehoorzaam
in blijde overgave kunnen tot stand breng n.
Wij moeten dus bidden en verwachten in blij zijn.
Maar niet afwachten. Onlangs zei iemand me:
we moeten eerst eens afwachten wat dat met de
groep worden zal.
Ik zou willen aandringen: Om Christus' wil,
afwachten nooit.
Daar is de tijd in de Kerk van Christus te ernstig
voor. Overgaan tot de orde van de dag, zou wel
het allerergste kunnen zijn, dat we deden.
De noodklok wordt geluid over onze christelijke
wereld. Duizenden hebben niets meer, waaraan ze
zich kunnen vasthouden.
En hoe is het in de Kerk? in de Groep wereldkerk
en ook in onze eigen kerk? Ik wil niet ondankbaar
zijn voor de zegen van God, die ons nog gelaten is.
Maar ook in de kerk wordt de noodklok geluid.
Ik zou graag nog een half uur hebben om u diep
te doordringen van de nood van de kerk, dat is
de nood van uw leven en van mijn leven.
Hoe is de toestand in de kerk? Zeker niet zo,
dat we op een eiland van zelfverzekerdheid rustig
kunnen afwachten, wat daar buiten gebeurt.
Ik zal u de benauwende verschijnselen niet aanwijzen.
Daar is het nu de gelegenheid niet voor.
De nood is verbijsterend groot.
Hoevelen honderdduizenden leven er niet buiten
de Kerk, die vergaan van geestelijke honger zonder dat
we ze kunnen helpen.
Hoevelen leven er niet aan de rand van de kerk
voor wie de kerk het inbegrip van alle verveling
betekent?
En hoevelen leven er niet in de kerk voort,
voor wie Godsdienst eigenlijk weinig of niets meer
betekent, die maar voortgaan als schapen zonder
herder?
Hoevelen zitten er vast aan hun zonden, zo dat
ze het Koninkrijk van God in de weg staan met al wat
in hen is.
Hoe zijn de toestanden bedorven soms bijna door en
door, omdat de liefde van Christus gemist wordt?
En hoe dikwijls wordt door de kerken zelf stenen
voor brood gegeven, een min of meer ernstig mensenwoord
in plaats van de levende verkondiging
van het Evangelie.
Daarom moeten we schuld belijden, ook wij als
Gereformeerden.
Nee, we moeten niet zeggen: de kerk is oud
en afgeleefd, uit de tijd en ouderwets en de
Groep is jong, fris en modern.
Want God heeft aan de Kerk de Geest van de Reformatie
belooft, die telkens opnieuw de Kerk tot
herleving brengt.
De kerk is af veel verder weggezonken geweest
dan in onze dagen. En al moet ons dat niet gerust
stellen, het moet ons ook niet doen wanhopen.
We moeten zwaar boeten voor onze zonden. Maar
we moeten boete doen in geloof, wetende dat
Christus Zijn kerk in stand houdt.
Laat ik mogen eindigen met een getuigenis van
die gelovige boete, dat we vinden in het slot
van het rondschrijven dat Mr. Dr. W. van den Bergh
namens de Kerk van Voorthuizen richtte aan de
Dolerende Kerken in 1887:
Deze opwekking tot boete en gebed eindigt
aldus:
Zalig, wanneer dan het oog gericht worden mocht
op Christus, die ten hemel voer om te bidden
voor Zijn overspelige Bruid, welke met tranen van
berouw haar Bruidegom naklaagt door de trekkende
liefde van de Trooster in het hart uitgestort.
Zalig wanneer wie eerst in de Spotkoning op
Golgotha de bedekking ook van zijn ambts- en kerkelijke
zonden zien mag daarna in afhankelijkheid
vertrouwt op Hem, die thans ter rechterhand Zijns
Vaders gezeten is om vandaar Zijn gemeente te regeren,
met Zijn macht haar tegen alle vijanden te
beschermen, dwars door onze zonden en des vijands
lagen heen Zijn Raad te volvoeren, Zijn Sion te
louteren en door Zijn Heilige Geest in Zijn lidmaten
de hemelse gaven uit te gieten.
Ontwaak, gij Noordenwind. Kom, Gij Zuidenwind,
doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien.
Dat is boete over kerkelijke zonden, die vol is
van geloof en verwachting.
De kerk gaat toch een tijd van bloei tegemoet.
Straks als de Anti-Christ ons de gescheurde
kerk samengeselt tot de Una Sancta. Straks zal er
weer een kerk zijn, de ene heilige algemene christelijk,
die al haar zonden belijdt, die in alles
gehoorzaam is, die bekeerd is naar het Woord van
God, die tot herleving is gekomen door het
Woord en De Geest, een kerk, die weer kerk zal
zijn, moeder van de gelovigen en Bruid van Christus.
Laat ons bereid zijn die toekomst te beleven.
Dan is de Kerk ontwaakt.