Ps. 95 : 3

Ps. 81 : 4

 

Jes. 54 : 4 - 17

4  Vrees niet, want gij zult niet beschaamd staan; word niet schaamrood, want gij zult niet te schande worden; ja, gij zult de schande van uw jeugd vergeten en aan de smaad van uw weduwschap niet meer denken.

5  Want uw man is uw Maker, Here van de heerscharen is zijn naam; en uw losser is de Heilige Israels, God van de ganse aarde zal Hij genoemd worden.

6  Want als een verlaten en diep bedroefde vrouw heeft u de Here geroepen, als een vrouw uit de jeugdtijd, nadat zij versmaad werd, zegt uw God.

7  Een kort ogenblik heb Ik u verlaten, maar met groot erbarmen zal Ik u tot Mij nemen;

8  in een uitstorting van toorn heb Ik mijn aangezicht een ogenblik voor u verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid ontferm Ik Mij over u, zegt uw Losser, de Here.

9  Dit is Mij als in de dagen van Noach: zoals Ik gezworen heb, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden komen, zo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer toornig op u zal zijn noch u zal dreigen.

10  Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen, zegt uw Ontfermer, de Here.

11  Gij, ellendige, door storm voortgedrevene, ongetrooste, zie, Ik leg uw stenen in blinkend erts, Ik grondvest u op lazuurstenen,

12  Ik maak uw tinnen van robijnen, uw poorten van karbonkelstenen en uw gehele omwalling van edelsteen.

13  Al uw zonen zullen leerlingen van het Heren zijn, en het heil uwer zonen zal groot zijn;

14  door gerechtigheid zult gij bevestigd worden. Weet u verre van onderdrukking, want gij hebt niet te vrezen, en van verschrikking, want zij zal tot u niet naderen.

15  Valt men heftig aan, dan gaat dat van Mij niet uit; wie u aanvalt, zal over u vallen.

16  Zie, Ik ben het, die de smid geschapen heb, welke het kolenvuur aanblaast en naar zijn kunst het wapen vervaardigt, maar Ik ben het ook, die de verderver geschapen heb om te vernielen.

17  Elk wapen dat tegen u gesmeed wordt, zal niets uitrichten, en elke tong die zich voor het gericht tegen u keert, zult gij in het ongelijk stellen. Dit is het deel van de knechten van het Heren en hun recht van Mijnentwege, luidt het woord van het Heren.

 

Gen. 9 : 6 - 17

6  Wie van het mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt.

7  En gij, weest vruchtbaar en wordt talrijk, wemelt op de aarde, ja, wordt talrijk daarop.

8  En God zeide tot Noach en tot zijn zonen met hem:

9  Zie, Ik richt mijn verbond op met u en met uw nageslacht,

10  en met alle levende wezens die bij u zijn: het gevogelte, het vee en het wild gedierte van de aarde bij u, allen, die uit de ark gegaan zijn, alle gedierte van de aarde.

11  Ik dan richt mijn verbond met u op, dat voortaan niets dat leeft, meer door de wateren van de zondvloed zal worden uitgeroeid, en dat er geen zondvloed meer wezen zal, om de aarde te verderven.

12  En God zeide: Dit is het teken van het verbond, dat Ik geef tussen Mij en u en alle levende wezens, die bij u zijn, voor alle volgende geslachten:

13  mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die tot een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde.

14  Wanneer Ik dan wolken over de aarde breng en de boog in de wolken verschijnt,

15  zal Ik mijn verbond gedenken, dat tussen Mij en u en alle levende wezens van alle vlees bestaat, zodat de wateren niet weer tot een vloed zullen worden om al wat leeft te verderven.

16  Als de boog in de wolken is, dan zal Ik hem zien, zodat Ik mijn eeuwig verbond gedenk tussen God en alle levende wezens van alle vlees, dat op aarde is.

17  En God zeide tot Noach: Dit is het teken van het verbond, dat Ik heb opgericht tussen Mij en al wat op de aarde leeft.

 

Ps. 104 : 1, 3 en 5a

Ps. 93 :1


Gen. 9 : 8 - 17

Helpman

8-10-1939

 

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

 

Als gelovigen in Christus Jezus staan wij niet

buiten de nood van het tijdelijk leven van deze wereld.

 

Wij zijn zelf kinderen van die mensheid, die

zoveel lijden moet en die in de toekomst wellicht

nog zwaarder lijden tegemoet gaat.

 

Wij staan niet op een geïsoleerd plateau, maar

bevinden ons midden in het krachtveld van de

geschiedenis van ons geslacht. Wat plaats heeft in de

wereld, grijpt in ons leven in. Wat bruist over

de landen golft ons over de voeten heen. Het is .

een samenleving, waarin wij taak en plaats hebben.

 

Daarom dringt de nood van het tijdelijk leven

van de mensheid aan ons op. En wij weten, dat dit

wat wij ervaren niet te vergelijken is met het lijden

dat elders wordt doorleden onder verwoesting,

honger, armoede, massasterfte, angst en vrees.

 

Zo kunnen we het hart niet sluiten voor de

nood van het leven.

 

En dit kunnen we nog minder als we Gods Woord

verstaan hebben in zijn prediking, dat de aarde

van de HERE is en haar volheid en dat God Jezus

Christus heeft gezonden als een Verlosser van de wereld.

Christus is niet gekomen om hier en daar

een mens te redden, maar Hij kwam in de wereld

om het leven te bevrijden.

 

Daarom staan ook de namen van alle volkeren

geschreven in de boeken van het nieuwe Jeruzalem.

Alle geslachten en natiën zijn geroepen om verlicht

te worden, door het licht, dat vanuit de

troon van Christus de aarde verlicht. Ieder volk

zal zalig worden in het overblijfsel, dat God.

Zich verkiest. Het Koninkrijk van God is wereldwijd

en weet van geen grenzen.

 

En daarom: wie bij de Schriften leeft en het

Koninkrijk van God voor alle dingen en in alle dingen

zoekt, kan zich niet isoleren, ook al werd hij


in eigen leven de nood van de wereld niet gewaar.

 

Is er nu voor dit tijdelijk leven van de wereld

van nu nog een belofte van God? Ik bedoel natuurlijk

 

niet of Christus nu nog de Verlosser van

Gods volk is en of Hij de Zijnen vandaag nog

redt uit alle nood.

 

Dan zou het Evangelie geen Evangelie meer zijn.

En dan zou Gods Woord moeten liegen. Want dit is

de doorlopende prediking van de Schrift, dat een ieder,

die de Naam van de HERE zal aanroepen zalig

zal worden. En God zal trouw zijn aan deze belofte

tot in het late nageslacht.

 

Maar dit is de vraag, die de nood van het leven

aan ons opdringt: is er nog een belofte van God

voor de samenleving, voor de verbroken gemeenschap

van de volkeren, voor de maatschappij en het staatkundige

leven, voor de cultuur, kortom voor het

tijdelijk leven van ons menselijk geslacht?

 

Of moeten wij gehoor geven aan die profeten,

die onder een oververzadigd en oververmoeid geslacht

zijn opgestaan om te verkondigen, dat de

ondergang van het Westen aanstaande is?

 

Wie alleen de nood en de ondergangstendensen

ziet, zou vertwijfelen en verbijsteren. Maar wij

vragen wat zegt het Woord?

 

En dan kunnen we deze dingen alleen recht zien

als we verstaan, dat het verbond van Gods genade

in Christus Jezus is en blijft de achtergrond van

het ganse leven en van iedere periode in de geschiedenis.

 

Want over deze tijdelijke samenleving van ons

menselijk geslacht, waar bozen en goden samenwonen,

heeft God Zijn regenboog gespannen in de

wolken. Daarin hebben we het teken van een blijvende

belofte voor het tijdelijk leven van deze wereld.

 

Het Woord van God predikt ons deze morgen zelf

de handhaving van de liefde van God in een zondige

wereld

 

Wij horen hierbij van drieërlei:

 


allereerst: waarom die liefde zichzelf handhaaft

 

ten tweede: hoe die zelfhandhaving wordt vastgezet

in een verbond en

 

ten slotte: dat de HERE in dit verbond een teken geeft.

 

Allereerst horen we dus, waarom Gods liefde

zichzelf handhaaft in een zondige wereld.

 

Wie in deze geschiedenis de zelfhandhaving van

Gods liefde wil zien, moet verstaan, dat heel het

voortbestaan van deze wereld na de zondeval aan die

zelfhandhaving van de liefde van God te danken is.

 

God heeft de wereld geschapen, opdat Hij haar

zou zegenen en koesteren in Zijn liefde. Hij heeft

de aarde toebereid en alle dingen gemaakt door de

Zoon, door het eeuwige Woord, dat in de tijd

vlees zou worden. Het Woord, dat bij de Vader

was, heeft de wereld zo gemaakt, dat ze op die

gemeenschap Van Gods liefde van de aanvang aan

werd aangelegd.

 

De ganse schepping staat in het teken van de

Zoon van God als het eeuwige Woord. En als dan

door de zonde van de mensen dat werk van God wordt

verbroken en de gemeenschap ontbonden, dan openbaart

God Zich ten tweede male met de inzet van Zijn

liefde. Hij openbaart Zich weer in de Zoon,

nu in de Zoon als Redder, Die in de tijd geboren

zou worden in Bethlehem om de wereld te verzoenen

en de aarde weer toe te bereiden tot een effen

tempelvloer.

 

In die tweede inzet van Zijn liefde ontvangt God

niet minder dan in de eerste openbaring van Zijn

liefde. Hij omvat in Jezus Christus niet dit of

dat, niet deze of gene mens, niet een of andere

groep, maar Zijn reddende liefde gaat tot de wereld uit.

 

Wel staat boven alle twijfel verheven, dat God

in die liefde de ongelovigen niet omvangt. Velen

zijn wel geroepen om die liefde van God in Jezus

Christus te kennen, maar weinigen uitverkoren.

 

Deze gaan door eigen schuld, door het niet willen

luisteren naar de Woordopenbaring, verloren,

zij en hun kinderen die in hun wegen wandelen.


 

Maar al zetten grote massa's mensen zich

moedwillig buiten de kring van de liefde van God, de

wereld vindt in die kring haar plaats, het wereld

geheel wordt behouden. Want Christus is gekomen

tot een verzoening van de zonden van de gehele wereld

en de gehele wereld wordt behouden in de kerk,

en alzo zal ieder volk geheel zalig worden in het

overblijfsel, dat God Zich vergadert.

 

Vele takken worden afgehouwen en vele bladeren

met vuur verbrand, maar de boom wordt behouden

door de kracht en het leven uit de nieuwe wortel

van ons geslacht: Jezus Christus.

 

Zo wordt de wereld behouden door het vleesgeworden

Woord, door de Zoon, die Redder werd, maar

in die wereld, die behouden werd door de liefde

van God, zijn er duizenden, die de redding niet geloven

en voor Gods liefde zich niet buigen.

 

Daarom heeft God in de wereld, die Hij door Zijn

liefde aangreep, vijandschap gezet tussen het

zaad van de vrouw en het zaad van de slang. En daarom

worstelt de Heilige Geest zo lang de wereld duurt

in die wereld om die liefde van God te doen triomferen

tegen alle werken van de satans en om te twisten

met de mens, die zich verhardt tegen het Evangelie

en zijn reddingsboodschap.

 

In die twist van de Heilige Geest met alle

vlees, dat naar het vlees leeft, handhaaft

de liefde van God zichzelf tegen de goddeloosheid

van de mensen. Zelfs in die twist van de Geest, in

dat blazen van de adem van de Almachtige tegen al

Zijn tegenpartijders openbaart zich Gods liefde,

die ook daarin de wereld vasthoudt. Zelfs in de

oordelen houdt God Zijn wereld vast.

 

Daarom is die zelfhandhaving van Gods liefde de

achtergrond van alle geschiedenis van de mensen.

 

Die zelfhandhaving is ook de achtergrond van

de zondvloed, waarin de eerste wereld verdronk.

Dit leert ons de apostel Petrus in zijn brief.

Want we lezen daar, dat Noach, dat is de vader van

de nieuwe mensheid, met de zijnen gehouden werden

door het water. Door het water moet u niet opvatten

als: door het water heen. Maar: door middel van


het water.

 

Want in zekere zin breekt God in die vloed

het leven van de eerste mensheid af. De vloed

is een oordeel over de eerste wereld. De wolken

zijn oordeelswolken. Het is het onweer van het gericht.

En de Schrift trekt telkens een paralel

tussen het oordeel in de vloed en het oordeel

door het vuur, straks aan het eind van de eeuwen.

 

Het is in zekeren zin een breuk met de wereld.

 

Maar dan toch slechts in zekeren zin. Want de

 

achtergrond van de vloed is toch het verbond van

Gods genade en liefde in Christus. Heel de schepping

staat vanaf de eerste prediking van Christus

in het paradijs met God in verbond tot uitvoering

van de Raad van de HERE. God heeft Zich met de

mens verbonden en de mens met Zich om te keer

te gaan alles wat uit het schepsel kan opkomen om

de Raad en de wil van de HERE te weerstaan, om

de Christus te bestrijden en Zijn komst in de

wereld te verijdelen.

 

God heeft in de vloed niet met Zijn schepping

getwist, maar met het vlees, dat zich in Zijn

schepping tegen de Geest van Christus verzette.

 

Daarom blies Gods adem in de storm van de vloed

over de aarde: om de vijanden van de Christus

ten onder te brengen, om de aarde schoon te spoelen

en het antichristendom in het water te verdrinken,

om het geslacht van Lamech te breken in

zijn weerstand tegen Gods werk.

 

Zo is de vloed een zegen voor de aarde geweest.

 

De wereld werd door middel van de vloed behouden.

Als Noach de ark verlaat, dan is er een nieuw

begin in de geschiedenis van ons geslacht. Het

mensenleven is gebroken in zijn oorspronkelijke

kracht. Het is uitermate verzwakt. En God gaat het

in de toekomst blijvend verzwakken. De leeftijd

wordt ingekort. De overheid wordt ingesteld. God

geeft aan de nieuwe mensheid een zwaard van Zijn

gerechtigheid om de boosheid te temmen. Maar het

is tegelijk een nieuw begin. Tiental eeuwen zal

het duren voor de antichrist weer komt op zijn


kracht die hij voor de zondvloed had. En in die

eeuwen wordt de Raad van de HERE tot verlossing

volvoerd, komt er een geschiedenis, die beheerst

wordt door Christus, wordt de verlossing van de wereld

een feit, zal het Koninkrijk van Christus komen,

waarin al de schatten van de mensen worden

binnengedragen om eeuwig verheerlijkt te worden.

 

De wereld is door het water behouden.

 

En als dan de fonteinen van de aarde gesloten zijn

en de regenwolken wegtrekken, dan breekt de zon

na maandenlange duisternis weer door. In dat

doorbrekende zonlicht na de vloed triomfeert de

Christus over de goddeloosheid van de mensen.

 

Het verbond van Gods genade heeft de weerstand

overwonnen. Want die doorbrekende zon door de wolken

is niet een natuurverschijnsel, maar betekent

de triomf van de raad van God over de boosheid van de

mensen.

 

Want wel zal ook die zon na de vloed opgaan

over rechtvaardigen en onrechtvaardigen

maar zij kan slechts schijnen omdat straks het

Woord vlees zal worden en Christus geboren wordt

in Bethlehem, lijdt en sterft voor de zonde van de

wereld, opstaat uit de doden, opvaart naar de

hemel, Zijn Geest uitstort op alle vlees en in

de wederkomst voor eeuwig zal overwinnen.

 

Het is genadelicht over de wereld. Want door

die zondvloed werd de doop beduid. De vloed vindt

zijn vervulling in de christelijke doop. De

vloed is van de doop het tegenbeeld dat is hier:

het schaduwbeeld. Noach zet de voet op een gedoopte

aarde.

 

En daarom groet hij Gods genade in Christus,

wanneer het volle licht van de zon weer uitstraalt

over de wereld. Zij is het teken van de zelfhandhaving

van de liefde van God in een zondige wereld. Die

liefde handhaaft zich tegen de goddeloosheid, die

voor de vloed bedreven was, tegen het werk van de

satan. De ontferming van God en de genade van God doet

haar werk opkomen uit het werk van Zijn toorn. Er

is wereldvernieuwing uit wereldveroordeling.

 

Die zelfhandhaving van Gods liefde zal nu de


geschiedenis beheersen. En God zal Zijn liefde niet

meer handhaven in een zondvloed of in een andere

wereldcatastrofe. Hij zal door Zijn Geest zo

het leven bedwingen, dat zonder Gods inbreuk op

de orde van het leven Zijn Raad zal worden volvoerd.

 

Hij zal voortaan de aarde niet slaan om de zonde

van de mensen. Want Hij heeft de wereld lief om

Christus' wil en Hij redt haar door Zijn genade.

In die geredde wereld houdt Hij de samenleving in

stand, behoedt Hij de gemeenschap van de volkeren,

beschermt Hij de maatschappij, die in Christus

reeds is behouden, houdt Hij het tijdelijk

leven in stand, omdat Hij het menselijk geslacht

heeft verlost.

 

Zo doet Hij Zijn zon weer schijnen, want Hij

heeft Zijn liefde tot de wereld gehandhaafd tegen

een boos geslacht.

 

 

En dan wordt die zelfhandhaving van de liefde

van God vastgezet in een verbond. Dat horen we in de

tweede plaats.

 

Dit is niet het verbond van Gods genade in Jezus

Christus. Dat verbond werd reeds in het paradijs

bekend gemaakt in de moederbelofte. In dat verbond

had God de wereld omvangen, toen ze viel.

 

Maar dit verbond is een vrucht van Gods genadeverbond.

Hoe u het noemen wilt doet er niet toe.

Als u dit maar vasthoudt, dat dit verbond alleen

in en uit de Christus mogelijk is. God had de

wereld, die Hij in Christus redden zou, te lief

om haar telkens opnieuw te dompelen onder de vloed

en de oordelen en haar telkens opnieuw te teisteren

door ander smarten.

 

God zet de zelfhandhaving van Zijn liefde

vast in een verbond. En dan richt Hij dat verbond

op met Noach en met zijn zaad na hem tot eeuwige

geslachten, zelf met alle levende ziel, met het

gevogelte, met het vee en met alle gedierte van de

aarde.

 

Het is dus een verbond met mens en dier, met

gelovigen en ongelovigen, met al wat op aarde

leeft. En toch is het het verbond van de zelfhandhaving


van Zijn liefde.

 

Het is een verbond, waarin gedeeld wordt door

al wat leeft. Geen mens zo goddeloos, of hij

mag wandelen in het licht van de zon, die door

de zelfhandhaving van Gods liefde door de

oordeelswolken doorbrak.

 

Want al is dit een verbond met alle vlees,

het is toch een verbond om Christus' wil. Zijn genade

beheerst het. Door Zijn liefde wordt het

gedragen.

 

Er komt straks weer een nieuwe openbaring van

ongerechtigheid. De goddeloosheid zal weer voor de

dag komen. In de torenbouw van Babel heft de

opstandigheid zich weer omhoog. En de geschiedenis

zal zijn een doorlopende reeks van aanslagen

tegen Gods werk in de wereld.

 

En toch worden de goddelozen gespaard en mogen

zelfs de Nero's zich koesteren in de zon van Gods

liefde, omdat ondanks de ongerechtigheid van degenen,

die naar het vlees leven, God de wereld

omvangen houdt in de arm van Zijn liefde. Uit de

kerkramen straalt het licht van Gods liefde de wereld

 

in, zodat zelfs de goddelozen mogen wandelen in

de koestering van Gods liefde tot de wereld.

 

Het is niet zo, dat de kerk door dit verbond

met Noach en zijn zaad in de wereld nog een plaats

vindt voor het hol van haar voet. Maar het is zo,

dat zelfs de goddeloze wereld van het vlees een

plaats vindt voor het hol van haar voet voor de

open kerkdeuren. Daar kan de wereld nog leven en

arbeiden.

 

En nu bedoel ik het woord wereld in de ongunstige

zin van het woord als de wereld van het vlees,

niet de wereld, waarvoor Christus Zijn bloed gaf,

maar de wereld., waarvan Johannes schrijft: wij

weten, dat de gehele wereld in het boze ligt,

dat is de zondige ontwikkeling en de zondige richting

van de wereld van het vlees, de cultuur, die

zich als een Babel tegen God optornt, het

antichristendom, dat Christus vloekt.

 

De kerk leeft niet bij de gratie van de wereld,


maar de wereld leeft bij de gratie van de Koning

van de kerk en aan de kerkmuren houdt Babel zich staande

en overeind, want als God in deze wereld voor

Zijn kerk geen fundament had gelegd, dan zou Babel

in de afgrond zinken voor de eerste steen van de

toren zou zijn gelegd.

 

Is er nu nog hoop voor het tijdelijk leven van de

wereld, voor deze samenleving en voor de gemeenschap

van de volken? Is er nog een belofte van God voor de

wereld van deze tijd?

 

Zoals deze wereld en deze samenleving en deze

maatschappij in de Christus is gered, heeft ze

de belofte van Gods eeuwige liefde, van die liefde,

die Hij handhaaft tegen alle zonden van de mensen.

 

Maar zoals deze wereld en deze samenleving en

deze maatschappij zich concreet voordoet in deze

tijd, zoals ze nu historisch gegroeid is in een

richting die van Christus afvoert, mag ze zich

koesteren in het licht, dat vanuit de gemeenschap

van het verbond in de wereld uitstraalt.

 

Wanneer u dan ziet het leven om u heen in al

zijn verbanden, dan staat dat leven niet in het

volle licht van Gods liefde en genade, maar in de

glans van de gebroken weerschijn van Gods liefde

tot Zijn volk. U ziet nu om u heen het leven in

nood. En u hebt in uw hart iets opgevangen en

vastgehouden van de ondergangsprofetieën, die gegeven

 

zijn door teleurgestelde aanhangers van het

Evangelie van de zelfverlossing. Wanneer u alleen ziet op

wat u ziet, dan zou u bijna denken, dat die

profetieën in vervulling gaan. Nu staat de oorlog

voor de deur en straks komt de wereldrevolutie, denkt

u als u de ontwikkeling van de dingen ziet.

 

Dat zou ons kunnen hinderen in onze getrouwe

arbeid, in het gelovig bouwen in deze wereld.

 

Houdt dan vast, dat deze samenleving en dit leven

van de wereld om ons heen, zoals het buiten de

Christus leeft en worstelt in de nood, toch nog een

belofte van God heeft. Heel deze tijdelijke samenleving

van de wereld en van de mensen staat toch met al

haar nood in het indirecte licht, dat vanuit de

gemeenschap van Gods liefde in Zijn kerk nog alle


dingen in de wereld verlicht.

 

Er is een verbond van God met alle vlees tot in

duizend geslachten. Het is het verbond van de zelfhandhaving

van Zijn liefde. En daarin ligt de belofte

van behoud voor het leven, waarin wij ons bevinden

en onze taak hebben.

 

Er hangen oordeelswolken boven de aarde. En we

zien de bliksems inslaan. Wij kunnen het niet

doorgronden, waarom het zo moet. Wij weten niet, waarom

het daar inslaat en hier niet. Maar we weten dat

het een gericht van God is over een wereld, die Hem

verliet. Maar in Christus schijnt de volle zon van

Gods liefde over de gemeenschap, die Hij stichtte

door Zijn Geest en door de weerschijn van die

liefde is het op aarde nog niet volkomen duister

en weten wij van een belofte van God voor het tijdelijke

leven van deze wereld. Het leven zal niet ondergaan

in de catastrofe en de dood zal niet allen

wegslepen al vond men nog moorddadiger wapenen uit

en alle arbeid wordt niet onmogelijk en alle

economisch leven wordt niet vernietigd.

 

Er zal mogelijkheid van leven en arbeiden in de

wereld blijven en ze zullen tot de jongste dag

kopen en verkopen en handel drijven en scheepvaart

uitoefenen en loon uitkeren, zelfs huwen en

een gezin vormen.

 

Heel dat woelende en worstelende leven van deze

mensheid wordt nog beschenen door die indirecte

verlichting. Gods liefde laat haar volle glans

stralen in Zijn kerk en omdat er nu nog een kerk

op aarde is, die verlicht wordt door de liefde

 

van God in Christus, daarom blijft de wereld in stand

en is er hoop ook voor de toekomst van het tijdelijke

leven van deze wereld.

 

En dan gaf God bij dat verbond een teken.

 

Hij gaf Zijn boog in de wolken. Wij moeten ons

dat indenken. De wolken van Gods oordelen hadden

de aarde verduisterd. God had de wolken uiteen

doen breken. Maar als Noach daar staat, zijn de

wolken weer teruggekeerd. De lucht is weer bedekt.

 

Het heeft er haast de schijn van, dat het oordeel


wederkeert. Maar dan gulpt daar ergens door een

wolkopening het zonlicht op de vallende regen

en dan staat daar Gods boog gespannen boven de aarde.

 

Daarin ziet u het teken van het verbond met

Noach, maar ook de betekenis. Die zichtbare boog

wijst naar het onzichtbare heen. Het licht van die

kleuren is niet direct licht. Het is een weerkaatsing

van het zonlicht, een breken van de stralen

in het neerstromende water.

 

Die boog tekent zich niet af tegen een strakke

hemel met stralend zonlicht, maar steeds tegen

dreigende onweerswolken. Het is het indirecte licht

van de zon in een verduisterde wereld.

 

Zo toont ons dit teken de betekende zaak. Om

Gods werk in de wereld wordt de aarde nog gespaard

ook als de wolken donker worden, de lucht dreigend,

het onweer beangstigend.

 

En zo tekent God in de wolken van Zijn oordelen

Zijn boog. En deze boog is het signaal, dat Hij

nog een kerk op aarde heeft en dan wordt de wereld

behouden onder de straal van de regenboog, die

de Koning van de kerk in de wolken geeft. Die boog zal

blijven zolang de wereld blijft, want de wereld

zal blijven zolang de boog blijft. Johannes ziet op

Patmos de regenboog in de wolken als de engel

van Gods laatste oordelen in de lucht verschijnt

en de zeven donderslagen van Gods gerichten spreken.

 

Zie nu ook deze worstelende wereld en het leven

met al zijn nood geborgen onder de boog in de wolken.

Op de Zondag van de oorlogsverklaringen, op de

3e September, stond die boog aan de wolken. Weet

dan, dat er onder die boog nog geleefd en gearbeid

kan worden. Gods liefde handhaaft zichzelf in de

wereld en daarom kunt u arbeiden en bouwen, totdat

uw Heer komt. Laat u daarom niet verwarren.

Arbeidt zo lang het dag is. En zalig is die dienstknecht,

die Zijn HERE zal vinden alzo doende.