Preek van ds. J.W.Tunderman
Gehouden te Vrouwenpolder en Gapinge
Over Handelingen 2:1-11 (Pinksteren)
Op 20-5-34
Tekst Hand. 2:1-11
1 En toen de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eensgezind bijeen.
2 En plotseling kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en dat vervulde heel het huis waar zij zaten.
3 En aan hen werden tongen als van vuur gezien, die zich verdeelden, en het zat op ieder van hen.
4 En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.
5 Nu woonden er Joden in Jeruzalem, godvrezende mannen uit alle volken die er onder de hemel zijn.
6 Toen dan dit geluid klonk, kwam de menigte samen en raakte in verwarring, want ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.
7 En zij waren allen buiten zichzelf en verwonderden zich, en zij zeiden tegen elkaar: Zie, zijn het niet allen Galileeërs die daar spreken?
8 En hoe kunnen wij hen dan horen, eenieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn?
9 Parthen, Meden en Elamieten en zij die inwoners zijn van Mesopotamië, Judea, Kappadocië, Pontus en Asia,
10 Frygië, Pamfylië, Egypte, en de streken van Libië, dat bij Cyrene ligt, alsook de nu hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als proselieten,
11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze taal over de grote werken van God spreken. (Herziene Statenvertaling 2010)
PINKSTEREN 1 9 3 4
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Wij vieren vandaag het Pinksterfeest. Dat is het feest, waarop we gedenken mogen, dat God Zijn Geest heeft uitgestort op Zijn Kerk.
Door die Geest heeft God Zijn volk samengebonden in de eenheid van Christus. Want God heeft Zijn Geest uitgestort op alle vlees, op alle volkeren en natiën, op Oost en West, op blanken en kleurlingen. Hij komt allen in die Geest verenigen en vergaderen tot de Bruidsgemeente van Christus.
Want in Christus is niet alleen geen man of vrouw, maar ook geen Jood of Griek, geen Fransman of Duitser, maar in de gemeenschap van Christus' kerk zijn wij allen kinderen van God door die éne Geest. Zo vieren wij vandaag het Pinksterfeest met al Gods gelovigen als de internationale Bruidskerk van Jezus Christus. Zullen we dat nog kunnen in deze wereldtijd? De samenleving ligt nog te bloeden uit de wonden, die de wereldoorlog heeft geslagen. Het herstel blijft uit, de verbittering en de vijandschap onder de volkeren wordt opnieuw gevoed en geprikkeld. En ondertussen gaat men zich opnieuw voorbereiden op een nieuwe wereldworsteling om de macht en de invloed. De jeugd groeit op om straks te vallen op de slagvelden.
In deze uiteengescheurde wereld viert de gemeente van Christus vandaag haar Pinksterfeest. En hoe is het bij die Gemeente? Och, wat leven we veel uit de geest van deze zondewereld en weinig uit de Geest van Christus. Waar is Hij onder ons in het betonen van geest en kracht?
De Geest is met ons. Hij woont in de gemeente, maar waar zijn Zijn werkingen, waar is de stormwind, waar zijn de vuurvlammen, waar is de broederlijke gemeenschap, waar is de eenheid van de Geest?
Wat moeten wij vandaag? Kunnen we feestvieren of laat dit Pinksterfeest ons beschaamd staan? Kunnen we blij zijn of moeten we klagen? Zullen we in de blijdschap van Christus leven, zoals de Kerk van de apostelen die heeft gekend, zullen we voor de wereld getuigen van de grote werken van God, van de overwinning van Christus en van de uitstorting van de Geest? Of zullen we maar wegkruipen in een hoekje, omdat we toch niets hebben te zeggen, niets hebben te danken, niets hebben te zingen, niets hebben te spreken in dit dodelijk tijdsgewricht van het wereldgebeuren?
Gemeente, zeg het zelf. Kunt u feestvieren in de blijdschap van Christus en u verheugen in de tegenwoordigheid van Zijn Geest in de gemeente? Is het nu vandaag een feestdag voor u of schikt ook deze Pinksterzondag zich voor u in een rij van geesteloze zondagen zonder vreugde in God? Gemeente, wij kunnen feestvieren, als we maar leven in het geloof, als we maar leven door de kracht van het Woord van God. Want de Geest van de Pinksterdag is niet voor die ene dag op de apostelen gevallen, niet voor die ene eeuw, niet voor die ene generatie.
Die Geest is tot de Gemeente gekomen om daar eeuwig te blijven, eeuwig te werken, niet slechts in de gloriedagen van Christus' kerk, niet slechts in dagen van de eerste liefde, niet slechts in tijden van Reformatie, niet slechts in tijden van nieuwe doorbraak van de Geest van Christus. Die Geest is bij ons, vandaag en altijd en daarom; in deze wereldtijd, in deze toestanden, in deze donkerheden. En zo vieren wij vandaag ons Pinksterfeest midden in de grote wereldberoering.
We luisteren naar het Evangelie, dat ons predikt
DAT DE BRUIDSKERK VERVULD WERD VAN DE HEILIGE GEEST
en we letten op vier gedachten:
OP DE VERWACHTING
DE BEROERING
DE VERVULLING EN
DE EENHEID VAN DE HEILIGE GEEST.
1. We letten allereerst op de verwachting van de Heilige Geest. De uitstorting van de Heilige Geest is de kroon op het werk, dat Christus heeft gedaan. Ja, de volle heerlijkheid moet ook voor Christus nog komen. Ook voor Hem is het in de hemel een tijd van wachten op de jongste dag. Maar toch heeft de Vader dat werk van Christus reeds bekroond. Hij was gehoorzaam tot de dood. Hij heeft alles gedragen, alles geleden, alles volbracht. En Hij deed dat voor de Zijnen, die Hem van de Vader gegeven waren.
Door Zijn lijden, door Zijn sterven, door Zijn bukken, door Zijn gehoorzaamheid verwierf Hij voor Zijn volk alle schatten en gaven, verwierf Hij nu ook de beschikking over de Heilige Geest. Hij mocht nu de Vader bidden en dan zou die Vader horen. Dan zou de Geest uitgaan van de hemel en komen tot de gemeente, tot de bruid van Christus. Dat geschiedt op de Pinksterdag. Christus is wel naar de hemel opgevaren, maar Hij breekt Zijn werk niet af. Hij gaat voort met het werk van de verlossing. Maar de arbeid, die Hij nu verricht is nu niet een arbeid van zwoegende gehoorzaamheid, geen strijd van bloeddruppels en van slagen. Maar het is de arbeid, die Hij aan de Rechterhand van de Vader verricht als de verhoogde Heiland van Zijn volk.
Van dat werk van de verhoogde Heiland is het Nieuwe Testament vol. Het boek Handelingen is daarvan het begin. Die naam is eigenlijk verkeerd. Wij noemen dat boek het boek van de Handelingen der Apostelen, maar we moeten altijd bedenken, dat die naam niet klopt bij de inhoud. Want het boek der Handelingen is een verhaal van de Handelingen van de Verhoogde Heiland in Zijn kerk. Het is niet de geschiedenis van Petrus en van Paulus, het is ook niet de geschiedenis van de jonge Christelijke gemeente, die ons daar wordt beschreven. Maar het is het verhaal van wat Christus deed en werkte.
Nee, zo voor het menselijk oog is er in dat boek nu niet zo heel veel verhevens te vinden. Het begint met een vergadering van elf mannen in een bovenzaal. Er wordt geen schitterende tempel gebouwd, er wordt geen pracht-organisatie gesticht, er wordt niet gesproken van menselijke kracht en grootheid, roem en energie. Neen, het is alles heel eenvoudig. Het begint met een gehuurde opperzaal en het eindigt met een gehuurde woning. We zouden haast zeggen: dat is achteruitgang in plaats van vooruitgang. Maar voor het geloof bevat het boek Handelingen een verhaal van kracht en geweld, van overwinning en energie niet van mensen, maar van één mens, Jezus Christus, de verhoogde Heiland. Want we zien de boodschap van Zijn volbrachte werk haar loop door de wereld nemen. Het gaat van Jeruzalem naar Rome, naar het hart van de wereld.
En nu horen we in het begin van dat boek van de uitstorting van de Heilige Geest. De discipelen waren wachtende. Want Christus had Zijn Geest beloofd. Hij had Zijn discipelen de toezegging gedaan: Ik zal u geen wezen laten. Want Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster zenden, opdat Hij bij u blijve in eeuwigheid namelijk de Geest van de waarheid. En zo hebben de discipelen gewacht op de komst van de Geest. Ze hebben gewacht, want ze hadden de belofte van Christus.
Er wordt in de wereld veel verwacht. Deze wereld en deze tijd is vol van verwachtende mensen. Wie ziet er niet uit naar uitkomst in de nood van de tijden?
Maar er wordt onder de mensen veel tevergeefs gewacht, tevergeefs uitgezien en verlangd. En daarom is deze wereld ook vol van teleurgestelde mensen, van wie de verwachting is beschaamd. Ze hebben uitgezien en het is niet gekomen. Lees het maar in de boeken en de kranten. Velen zijn teleurgesteld. Ze durven niets meer te verwachten. Maar de discipelen verwachten de Geest. Want ze hadden de belofte van Christus. En Christus laat nooit beschaamd uitkomen, wie de vervulling van Zijn belofte verwachten. Dat verwachten van de vervulling der beloften is de enige verwachting, die nooit beschaamd wordt.
Zo hebben de apostelen verwacht en zo mogen ook wij verwachten. Christus heeft Zijn Geest in Zijn kerk uitgestort. En die Geest zal van die Kerk nooit meer wijken. En nu hebben wij de beloften van Christus, dat Hij vanuit de hemel de werking van die Geest telkens vernieuwen zal, dat er steeds opnieuw zal zijn een vervuld worden van de Heilige Geest. Daarvan kunnen we in het vervolg van Handelingen telkens lezen. Van Petrus, van Stefanus, van Paulus, van de gemeente lezen we steeds weer, dat ze vervuld werden van de Heilige Geest. De Heilige Geest is wel eens en voor altijd in de gemeente gekomen, maar telkens breekt de werking van de Geest door en dan worden de harten van de discipelen opnieuw vol van de Heilige Geest naar de beloften van Christus.
Die belofte hebben wij ook. En hoe is het nu met onze verwachting? Verwachten wij nog iets? Verwachten wij nog dat vol worden van de Heilige Geest? Och, we denken dikwijls, dat alles zo moet lopen als het loopt. En dat het zo wel blijven zal, als het nu is in onze kerk en in ons leven. En toch mogen we en moeten we verwachten, verwachten het opnieuw vervuld worden van de Geest, verwachten de doorbraak van Zijn werkingen. We hebben de belofte en nu moeten we wachten, maar - in bidden en smeken. De verwachting der apostelen is niet beschaamd. Ze verwachtten de vervulling van de beloften van Christus. En toen is de Geest gekomen, de beloofde Trooster, die Hij van de Vader zenden zou. Hij is gekomen - in beroering.
2. En daar geschiedde plotseling uit de hemel een geluid als van een geweldig gedreven wind en vervulde het hele huis waar ze zaten.
Niemand kan zeggen wat de betekenis van de Pinkstertekenen is. Daar zijn wel allerlei gewrongen, gezochte verklaringen voor gegeven. Maar als we moeten zeggen wat die tekenen beduiden, dan moeten we erkennen: we weten het niet. We kunnen het niet precies zeggen en in onze onmacht om het te zeggen spreekt juist de majesteit van de Geest. Als God komt dan kunnen we nooit precies zeggen hoe dat gaat. Dan beeft de aarde en loeien de hemelen en schudt de grond.
Maar het waarom en hoe is voor ons verborgen. Toch kunnen we er iets van zien, als we maar in eerbiedigheid God in Zijn majesteit inzien en verstaan, dat we Hem niet kunnen volgen in onze gedachten. Het Woord dat in de Heilige Schrift voor Geest gebruikt wordt betekent eigenlijk wind of adem. Het oorspronkelijke woord betekent: wind, die met kracht wordt aangeblazen. Daarom wordt het ook gebruikt voor het blazen op de fluit en het snuiven van de paarden. Zo wordt het ook gebruikt van de adem. In onze adem zit ons leven, de levenswarmte, de levenskracht. Als onze adem ophoudt, houdt ons leven op. Die levensadem is door God de mens ingeblazen. Het is de Geest van God, die ons de adem geeft. Die Geest van God is de adem van God. Daarin is het leven van God, de kracht van God, de liefde van God. Die Geest is tezamen met de Vader en de Zoon de enige en waarachtige God.
En nu is het die Geest van God, die de menselijke geest leidt en richt. Dat hebben we gezien toen we met elkaar spraken over de Drieëenheid van God, zoals die beleden wordt in Zondag 8 van de Catechismus. Die Geest van God heeft al Gods kinderen geleid ook in het Oude Testament. Maar nu is die Geest op de Pinksterdag in volle stromen over de Kerk losgebroken. Het was een uitstorting van de volheid van Gods Geest. En nu kwam die Geest van de hemel met een geweld dat het hier op aarde werd gehoord. Het was een windstoot van de hemel, een stormwind van boven. De aarde heeft ervan gebeefd en het huis geschud. Christus had reeds tot Nicodemus gezegd, dat de Geest van God komt als de wind. De wind blaast waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid.
En nu komt de Geest. Het gaat met een schok, het is een storm. God komt met een geluid als van een geweldig gedreven wind en Hij vervult het hele huis waar ze zaten. En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur. Och, dat kunnen we ook niet precies zeggen. Wat is dat vuur? In dat vuur brandt het onweerstaanbare van het werk van de Geest. En het is een tong van vuur, want dat onweerstaanbare werk van de Geest zal zich openbaren in de boodschap van het evangeliewoord, in het woord en het getuigenis van de apostelen.
Als u wil weten wat vuur is, dan moet u een uitslaande brand zien. Wij gaan alle dagen met vuur om. We houden dat vuur binnen de perken. We gebruiken het, maar moeten tegelijk voorzichtig zijn met het vuur. Want het kan over de grenzen springen en dan krijgen we brand, dan slaan de vlammen naar buiten. Als u wil weten wat vuur is, dan moet u aan een prairiebrand denken. Dat vuur is verschrikkelijk; daar beven de mensen bij als ze het zien. Daar vluchten de dieren. Daar is niets meer veilig. Daar gaat alles er aan. Dat is vuur.
En nu worden er boven de hoofden van de discipelen gezien verdeelde tongen als van vuur. Ja, er is veel vuur in de wereld, veel van die verdervende en verwoestende vlammen. De tong is ook een vuur, een wereld van ongerechtigheid. En nu openbaart de Geest Zich in vurige tongen. Het woord van de apostelen, hun tong, waarmee ze de grote werken Gods verkondigen, zal zijn als een vuur, dat de wereld in brand steekt. Een vuur van de Geest van God, een vonk van de hemel, een vlam van de troon van God.
Zo komt de Geest in de Gemeente: een stormwind en een vuurbrand dat wil zeggen: de Geest komt in de kerk om zich zo in de wereld te openbaren, om zo de aanval te beginnen tegen de overheden en tegen de machten, tegen alles wat groot is onder de mensen om neer te werpen en weg te branden alles wat Zich tegen Christus verzet. Ja, de Geest komt in de Kerk met het geweld van Zijn majesteit. Hij valt van boven op de gemeente en de wereld raakt erdoor beroerd. Want de menigte kwam tezamen en werd beroerd en zij ontzetten zich allen en verwonderden zich.
Ze wisten er geen raad mee, ze konden dat niet verklaren. Ze stonden versteld. Ze werden verontrust. Dat is de komst van de Geest. En dat is Zijn beroering in de wereld. Die beroering gaat nog door. Als er een storm opsteekt op de oceaan, dan worden de golven bewogen tot aan de uiterste kusten. Zo wordt de wereld beroerd door de werking van de Geest. Och, de felste beroering komt er in de wereld als het voor of tegen de Christus gaat, als het gaat over de vraag of men wil leven uit de geest van deze wereld of uit de Geest van God. Zo wordt de wereld beroerd. In de dagen van de Romeinse keizers en hun vervolgingen, in de dagen van de Reformatie. En straks in de eind van de tijden als de satan gaat verleiden.
Och, wij leven zo ons rustige leventje. En de wereld is er niet onrustig van omdat wij Gereformeerd zijn. En we denken dikwijls, dat het zo maar het beste is en dat het zo maar moet blijven. En toch, we moeten niet inslapen, we moeten de wereld niet met rust laten, we moeten ons openbaren als de gemeente, die vervuld is van de Heilige Geest, die beroering brengt in de wereld, die stormwinden ontketent en vuurvlammen over de aarde werpt. Nee, de wereld staat niet ontzet door de openbaring van de Geest in de kerk. Maar het zal weer komen. De strijd is niet voorbij. En straks komt het weer. Dan zal de wereld weer in beroering gebracht worden door de uitingen van de Geest en kracht ervan in de gemeente van Christus.
Dan zal het weer gaan: storm tegen storm, vuur tegen vuur, het geweld van de Geest tegen het geweld van de wereld. Ja, dat zal een tijd zijn, die verkort moet worden om de uitverkorenen. De spanning zal groeien tot de aderen van de wereld zullen barsten. Er zal beroering zijn als nooit te voren. Maar hoe het ook zijn zal, de Geest zal Zich in de kerk weer openbaren in stormwind en vuurgloed, en ze zullen allen vervuld zijn met de Heilige Geest.
3. De beroering door de Geest wordt gevolgd door de vervulling van de Geest. Want zij werden vervuld van de Heilige Geest en begonnen te spreken met andere talen zoals hun de Geest gaf uit te spreken. Niet alle beroering in de wereld brengt ook de vervulling. Wij leven in een tijd van wereldonrust maar zal ooit de vervulling komen? Maar als de Geest komt in de beroering van storm en vuur, dan is dat de aankondiging van Zijn komst tot de kerk, van Zijn vervulling, waarin Hij nadert tot de Bruidsgemeente.
De vervulling dat is de volwording. U kent wel dat lied:
Heere, hoor van rijke zegen,
die Gij uitstort keer op keer,
o laat van die milde regen
dropp'len vallen ook op mij.
Dat lied spreekt niet uit de Geest van de Pinksterdag. Nee, voor de gemeente van Christus heeft de Here niet een enkel druppeltje. Hij staat klaar met de volle stroom van Zijn genade. Nee, Christus heeft Zijn werk als Middelaar niet gedaan om ons zo nu en dan een enkele vertroosting, een enkele straal van licht te brengen. Christus is gekomen om ons te vervullen met de volheid van de Heilige Geest. Daar moet je om vragen, want daar wil Hij om gevraagd zijn. Dan hebt u ook Zijn belofte. Als u vraagt om een enkel druppeltje dan hebt u de belofte van de Here niet. U moet vragen, zoveel als u zelf niet kunt begrijpen. Dat gebed wil de Here horen. Dan hebben we Zijn belofte.
De apostelen hebben volhard in bidden en smeken, en ze vroegen niet om een enkel lichtpuntje, maar ze smeekten om de Geest, om de Trooster, die beloofd was, om Zijn inwoning en doorwerking. Zo is die Geest gekomen. In die Geest ontvingen ze alles. En met minder konden ze het niet doen. Wat is die kleine gemeente daar in Jeruzalem zwak. En nu moest die kleine groep de wereld in. Die elf mannen hadden een wereldroeping ontvangen en hoe zouden ze het kunnen?
De gemeente van het Oude Testament had nog altijd kunnen steunen op allerlei uiterlijke steunsels. Want die gemeente viel samen met de Joodse natie. Ze was beschermd achter nationale grenzen. En zelfs als de Joodse natie onder de voet was gelopen door de macht van de vijanden, dan nog werd de Kerk beschermd in de schaal van de Joodse natie. Men kon zich verborgen houden in de geledingen van dat ene volk, in dat ene land.
Maar nu moest die kerk de wereld in. De grenzen vielen nu weg en daarmee de beschermingen. Dat is het machtig moment van de Pinksterdag. Christus krijgt nu een gemeente onder alle volkeren. Dat is de Bruid van Christus. Ja, die gemeente was Christus' schoonste schat. Ze was Hem even lief als een bruid voor de Bruidegom. Maar ze was even zwak. Nee, ze kon niet bogen op uiterlijke macht en kracht. Ze was weerloos, midden in een wereld vol beroering even weerloos als een bruid.
Zo moest die bruidsgemeente in de wereld verkeren als in de leeuwenkuil, in een moordenaarshol. Daarom zendt Christus Zijn Geest tot Zijn gemeente. Niet door kracht, noch door geweld, maar door Zijn Geest zal het geschieden. Daarom wachtten de discipelen niet op een enkele druppel van de vertroosting van de Geest. Nee, ze baden en smeekten om de vervulling door de Heilige Geest. Ze wachtten op de uitstorting. Het moest een overstroming worden, een volle uitgieting van de volheid van de Geest. Zo is die Geest verwacht en zo is Hij gekomen.
En zo is Hij nog altijd in de kerk aanwezig. O, als er in die kerk zelf niet gerebellereerd was tegen die Geest, dan zou de inwoning van de Geest nog altijd uitbreken in betoning van de Geest en van kracht. Maar het is zo spoedig en zo dikwijls gekomen tot vermenging van de Geest van God en de geest van deze wereld in het leven der gelovigen. En dan trekt de Geest zich in Zijn werkingen terug. Dan is Hij bedroefd.
0, als de Geest Zich onder ons niet openbaart, dan is dat omdat we Hem smarten hebben aangedaan. Want Hij is er nog altijd. Hij is er in diezelfde volheid als op de Pinksterdag. Laten we dan volharden in bidden en smeken niet om een enkele druppel, maar om de volle doorbraak van Zijn werking. Ja, de stemming staat in de kerk niet hoog en de vragen hopen zich op. Hoe moet dit en wat zal dat? Wat moeten we de mensen van deze tijd gaan zeggen? Hoe moeten we het oor van de wereld bereiken, opdat we nog verkondigen kunnen de grote werken Gods. En toch is de toekomst licht. Want die toekomst is voor Jezus Christus en voor Zijn Geest. En daarom ook voor u, gemeente, staat de volheid van de Geest open, want uw God is bij u. Uw God, o Israël heeft de kracht Ps. 68:14.
4. Ten slotte letten we op de werking van de Heilige Geest.
Want zij begonnen te spreken in andere talen zoals hun de Geest gaf uit te spreken. Nu God met Zijn Geest in de wereld neerkomt, nu komt Hij niet in die stof. Ook die stof is een maaksel van God. Ook die stof zal eens worden opgenomen in het Koninkrijk Gods. Maar nu God tot die wereld komt, nu grijpt Hij de geesten aan, de tongen, de sprekende tongen. En zo spreken ze talen, die de Geest hun ingaf. Er is veel spraakverwarring op de wereld. Niet slechts is er een verschil in taal. Ook dat verschil in taal brengt zo'n vervreemding onder de mensen. Dat merken we pas als we over de grenzen komen. Maar nog veel dieper gaat de vervreemding tussen de zielen van de mensen. Er is geen verstaan tussen de ene mens en de andere. Heel de geestelijke wereld van het mensenleven ligt uiteengescheurd. Kloven zijn er getrokken tussen de volkeren, kloven tussen de mensen, de ouderen verstaan de jongeren niet en de meerderen niet de minderen. Zo is er een vervreemding niet slechts in taal, maar ook in ziel en geest tussen mens en mens.
Maar nu breekt op de Pinksterdag de eenheid van de Geest uit. De Apostelen spreken in vreemde talen van de grote werken van God, van het Evangelie van Christus van de genade in het kruis der verzoening. En zo vinden ze elkaar, het volk van God, dat door hun woord komt tot het geloof in Christus. En zo wordt die Bruidsgemeente gevormd in de eenheid van de Geest. In die gemeente is er een broederlijke gemeenschap tussen de Jood, de man van de godsdienst, en de Romein de man van het recht en de macht, tussen de Griek en de Barbaar, tussen de inwoners van Mesopothamië, het volk van de oudheid en de inwoners van Azië, het volk van de nieuwe tijd.
Zo bindt de Geest de mensen samen, zo wordt door die Geest een brug gelegd over onoverbrugbare kloven, zo grijpt de Geest de geesten aan, zo worden ze alle samenvergaderd tot de ene bruidsgemeente. Ja, zo komen door de werking van die Geest allen tot die Una Sancta, die ene, Heilige, algemene, Christelijke kerk, waar allen elkaar verstaan in de liefde tot Christus: de volkeren van West en de volkeren van Oost, de ouden en de jongen, de rijken en de armen. Die drijving van de Geest om Gods werken te verkondigen in vreemde talen heeft God Zijn Kerk geschonken om het Evangelie uit te dragen over de landen.
Dat was de eerste aanval van de Geest op de wereld. Straks trekt de Geest Zelf weer die gaven in. In Corinthe horen we nog eenmaal van het spreken in vreemde talen en dan houdt het op. Dan stort de Geest nieuwe gaven over de Gemeente uit. Zo spreken wij geen vreemde talen en als onze missionaire Dienaren van het Woord naar Indië vertrekken, dan moeten ze eerst de Oosterse talen leren. Dat wil echter niet zeggen, dat die werking van de Heilige Geest niet door ging in de Kerk. God geeft de kerk in iedere periode wat ze nodig heeft. De ene eeuw vraagt dit, de ander dat. Maar dit ene blijft: Gods Geest moet onze geest aangrijpen. Gods Geest moet de wereld aanvallen om die wereld te veranderen. Dat doet Hij vandaag nog. O, deze wereldtoestand vloekt tegen wat de Geest wil. Maar nog altijd is de Geest bezig in die wereld te werken en te redden en te zoeken.
Och, men spreekt in onze dagen veel van de nationale eenheid. Dat is een van de goden van de tijd. Maar nog altijd is er een gemeente, die wel de nationale eenheid wil liefhebben, maar hemelhoog boven die nationale eenheid de eenheid in Christus hooghoudt en eert. Ook in landen waar de verdwazing al hoger gaat, zijn er die hun vaderland niet liefhebben boven Christus en die daar smaad en verdrukking voor willen lijden. En zoals het in de grote wereldkerk is, zo moet het ook in ons persoonlijk leven zijn. De Geest moet ons aangrijpen. Heel ons leven moet veranderen. Nee, het is niet voldoende dat we een beetje gereformeerd zijn, dat we zo'n beetje meedoen en meepraten.
Neen, u moet komen in de greep van de Geest. Uw hele leven moet vernieuwd, radicaal vernieuwd. Als ge de Here Jezus liefhebt, dan hebt u genade, dan is Zijn Geest in uw hart. Maar dan is het verborgen en verscholen onder de bodem. En het moet doorbreken, het moet vol worden, het moet een uitstorting worden, een waterstroom, een spattende fontein. En dan verandert uw hele leven. Dan wordt alles anders. Want dan wordt u in al uw doen, in al uw spreken gedoopt met de Heilige Geest en met vuur. En dan gaat u bidden om steeds verdere werking en doorbraak van die Geest in de gemeente. Dan gaat u ook bidden om de komst van Christus. Want de Geest en de Bruid zeggen: Kom, Here Jezus.
Dan bent u niet bang voor wat komen gaat. O ja, het zal vreselijk zijn: bloed en vuur en rookpilaren. Het zal de grote eindberoering zijn. Al de volkeren van de wereld zullen samendringen om te strijden tegen de bruidsgemeente van Christus, om die bruid te wurgen en te doden. En het zal er heftig aan toe gaan. Als de golfslag van de zee de kust bereikt, dan pas krijgen de golven hun grootste geweld. Zo zal het ook straks zijn. Dan bereikt de wereldberoering de kusten en dan zal de branding zwaar zijn.
Maar ook dan zullen we de Geest met ons hebben. En dan zullen we verwachten de wederkomst van Christus. Pinksteren dringt ons heen naar de jongste dag. Want Pinksteren bracht de wereld in beroering en die beroering komt tot rust als Jezus Christus zal gekomen zijn op de wolken van de hemel. En daarom: hoe meer de Geest van Pinksteren uw hart vervult des te meer gaat u uitzien naar de grote dag van Christus. Ja, 't zal erg zijn. Rusland laat er de schaduw al van zien. Maar toch: vrees niet. Dit wereldbestand moet weg. En 't zal zwaar zijn als het gaat scheuren en breken. Maar toch wat er ook komen mag, laat Gods Geest maar in u werken. Als Gods Geest in u werkt, gaat u roepen om Gods Zoon.
Gemeente, bidt dan mee met de Geest en de Bruid. En houdt de lampen brandende, want de Bruidegom komt.
Amen.