Ps 45 : 1
Ps. 86 : 6
Psalm 96
1 Zingt de Here een nieuw lied, zingt de Here,
gij ganse aarde.
2 Zingt de Here, prijst zijn naam, boodschapt
zijn heil van dag tot dag.
3 Vertelt onder de volken zijn heerlijkheid,
onder alle natien zijn wonderen.
4 Want de Here is groot en zeer te prijzen,
geducht is Hij boven alle goden;
5 want alle goden der volken zijn afgoden, maar
de Here heeft de hemel gemaakt;
6 majesteit en luister zijn voor zijn
aangezicht, sterkte en glorie in zijn heiligdom.
7 Geeft de Here, gij geslachten der volken,
geeft de Here heerlijkheid en sterkte.
8 Geeft de Here de heerlijkheid van zijn naam,
brengt offer en komt in zijn voorhoven.
9 Buigt u neder voor de Here in heilige
feestdos, beef voor zijn aangezicht, gij ganse aarde.
10 Zegt onder de volken: De Here is Koning, vast
staat nu de wereld, zodat zij niet wankelt; Hij zal de volken richten in
rechtmatigheid.
11 De hemel verheuge zich, de aarde juiche, de
zee bruise en haar volheid,
12 het veld en al wat daarop is, verblijde zich;
dan zullen alle bomen des wouds jubelen
13 voor de Here, want Hij komt, want Hij komt om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten in gerechtigheid en de volken in zijn trouw.
Handelingen 2:1-4
1 En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen
tezamen bijeen.
2 En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid
als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten
waren;
3 en er vertoonden zich aan hen tongen als van
vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen;
4 en zij werden allen vervuld met de heilige
Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit
te spreken.
Gez. 23 : 1, 2 en 3
Ps. 68 : 14
Helpman 26-5-39
PINKSTEREN 1939
Gemeente van onze Here Jezus Christus,
Wij leven in een wereld waarin God Zich niet
meer openbaart door tekenen en wonderen.
De mensen leven en werken, ze doen goed en
ze doen kwaad, ze worden geboren en ze sterven en
het is alsof God Zich van al deze dingen niets
aantrekt.
De wereld loopt te hoop tegen het Evangelie,
de gemeente wordt hier bedreigd en daar tegengesproken,
maar de hemel wordt niet gescheurd en de
engelen laten zich niet zien.
Wie gelooft, dat God Zich aan deze wereld heeft
verbonden, moet zich daarover verbazen. God laat
alles maar gaan en Hij doet Zijn stem niet horen
en laat Zijn sterke arm niet zien.
In de tijd van het Oude Testament heeft God Zich
in geweldige wonderen geopenbaard. Daar lezen we
van wonder na wonder. En telkens stonden de profeten
op de staten van Jeruzalem en voor de troon
van de koningen en zij brachten de boodschap: Ik heb
de HERE zien zitten op Zijn troon.
God greep toen telkens in in het leven van de mensen
en volkeren. Hij leidde het leven met eigen
hand. Hij had de bewegingen van de mensen onder de
teugel. Hij stortte koningen van de tronen en richtte
de gebogenen op door Zijn krachtige en uitgestrekte
arm en Hij zond profeten met Zijn woorden
in de mond: alzo heeft de HERE gesproken.
En nu gaat eeuw na eeuw voorbij. Het is vandaag
als honderd jaar geleden. De mensenwereld is
veranderd, het gelaat van de aarde is vernieuwd, de
mensen hebben gejaagd en gezocht, gearbeid en
gebouwd, verwoest en vernield. Het gist en het
kookt onder de mensen. En de geweldigen staan
op om de geschiedenis te dwingen. Maar te vergeefs
zoekt u een duidelijke manifestatie van de vinger van
God in het beleven van de mensen. En u hoort Zijn
stem niet als eenmaal Israël op de Sinai.
Hij heeft Zich verborgen in de hemel en de aarde
ziet Zijn kracht en majesteit niet. En de stemmen
gaan op voor het oor van de gemeente: waar is God,
Die gij verwacht?
Dat is armoede en gemis, zegt ons ongelovig
hart en dan gaat het ons drijven en jagen om toch
te begeren naar het zichtbare en hoorbare van
de oude bedeling, naar tekenen en wonderen en
stemmen uit de hemel en engelen op aarde, naar
profeten, die de HERE op Zijn troon gezien hebben
en naar zichtbare manifestaties van Gods ingrijpen
in het leven van de wereld.
Waar deze schijnbare armoede is de rijkdom van
de volheid van de Geestesbedeling.
Wij leven in de bedeling, waarin de Geest het
van de wereld winnen zal niet door geweldige wonderen
en tekenen, niet door opzienbarende gebeurtenissen
en schokkende feiten maar door het loutere
Woord, verkondigd door de stem van zwakke mensen,
door het Woord, ontdaan van alles wat indruk maken kan.
Door dat Woord zal de Geest alle bewegingen
van de vijanden breken en volkeren op de knieën brengen
voor Jezus Christus, door het Woord alleen.
En dat is nu het dagelijks ingrijpen van God in de
wereld. Dit is Zijn vinger op iedere bladzijde van de
historie. Het zwakke mensenwoord is
vervuld door de kracht van de Geest en werd uitverkoren
om het instrument van Zijn werkingen te zijn.
Dit is het wonder van de Pinksteruitstorting,
het wonder dat nog elke dag werkt in de wereld:
het mensenwoord wordt nog dagelijks onteigend aan
het rijk van de Satan om vervuld te worden met de
alles-overwinnende kracht van de Geest.
En in die werking van de Geest is God ons nabij,
elke dag en in iedere eeuw, omdat Hij het leven
door de Geest onderwerpt aan het Woord, dat door
de kracht van de Geest gesproken en gedragen wordt.
Wij willen nu deze morgen de heerlijkheid van de
Geest zien in de macht van de Geest over het
mensenwoord. Wij horen nu,
Dat de triomf van het Loutere Woord mogelijk gemaakt
is door de uitstorting van de Heilige Geest
en we horen achtereenvolgens
hoe de Geest komt onder de tekenen van storm en vuur,
hoe Hij de Kerk vervult en
hoe Hij terstond mensenstemmen het Woord van God doet spreken.
Wij horen dus in de eerste plaats, hoe de Geest
komt onder de tekenen van stormwind en vuurvlammen.
Wij lezen in het eerste vers, dat de apostelen
allen eendrachtig bijeen waren en het Pinksterfeest,
Wij moeten hier letten op het woord eendrachtig.
Daarin komt de betekenis van het Pinksterfeest
reeds tot uitdrukking. Er staat in het oorspronkelijk
eigenlijk: zij waren tot hetzelfde doel bijeen.
Met deze woorden is dus niet een zekere eendrachtige
stemming in de harten van de apostelen aangeduid,
niet een zeker gevoel van saamhorigheid. Ik ontken
natuurlijk niet, dat deze gevoelens de harten
van de apostelen hebben vervuld. Maar het staat hier
niet.
Wij lezen hier, dat ze allen tot eenzelfde
doel bijeen waren. Zij waren bijeen in de gespannen
verwachting, dat Christus Zijn beloften vervullen
zou.
Dit is niet de eenheid van de kerk, dat wij alle
verschillen als iets bijkomstigs zien en ons terugtrekken
en een algemene waarheid, waarover allen
het eens zijn. Dat is een eenheid die wel hoog geloofd
wordt ook in onze dagen, maar geen stand houdt
omdat ze niets te betekenen heeft.
Maar dit is de ware eenheid van de kerk, die de
stormen kan doorstaan, dat wij allen met ons ganse
hart ons spannen op de vervulling van Gods beloften,
dat wij Gods ganse leven zetten op het Woord, dat
we met één hart en één ziel Christus erkennen in
Zijn hoogheid en majesteit.
De Apostelen waren bijeen tot eenzelfde doel. Zij
verwachtten de Trooster, Die beloofd was door
Christus. Zij moesten de wereld in, het Evangelie
verkondigen, uitroepen op de straten van de steden,
dat Christus heeft overwonnen door Zijn dood en
opstanding.
Zij wisten, dat ze met hun stem de Naam van God
moesten prediken over de aarde. En nu wachten ze
te Jeruzalem, opdat de Geest zou komen om hun woord
te vervullen met Zijn kracht.
Zij verwachten daar de Geest, Die op Christus
rust. Hij heeft die Geest voor hen verworven en
staande in de Paaszaal heeft Hij die Geest op
hen geblazen. Dat was een belofte van de Pinksteruitstorting.
Zij hebben daar de Koning zien staan
in Zijn kracht en Hij blies op hen van Zijn Geest.
Het is de Geest van Christus, die zij verwachten,
de Geest, Die nu als een stroom over hen zal worden
uitgestort, Die nu in volheid ook op hen zal rusten
opdat ze niets meer zullen zijn dan dienaren van het
Woord van Jezus Christus, opdat nu voortaan in
de adem uit hun mond Zijn Woord zal hoorbaar zijn
in de wereld.
De Pinksteruitstorting heeft een veel bredere
betekenis dan dat de kerk werd toegerust om te
spreken van Christus. Je kunt dat niet met één
greep omvatten. Maar dit is toch het eerste: de
apostelen moesten worden toegerust en getuigen van
Christus te zijn, om Zijn sprekers te zijn op aarde.
Pinksteren is in de eerste plaats het feest van
het Woord, van het Woord vervuld door de kracht van
de Geest, van het Woord in Zijn wereldoverwinnende
kracht, neerwerpend alles wat Zich verheft tegen
de heerlijkheid van Christus, van het Woord dat
vijanden op de knieën brengt en een worstelende
wereld bedwingt en vermeestert om te buigen voor
de verheerlijkte Christus in de hemel.
Want de Geest, Die daar wordt uitgestort, is de
Geest. Die op Christus rust, Die gekomen is om van
Christus te getuigen, Die niet van Zichzelf spreekt
maar uit de schatten van Christus de kerk zal verheerlijken.
En dan blaast Christus in de hemel. En dan geschiedt
er plotseling in Jeruzalem een geluid als
een stormwind en die vervult het gehele huis waar
zij zaten.
En dan worden van hen gezien verdeelde tongen
als van vuur en het zit op een ieder van hen.
De Geest komt onder de tekenen van stormwind en
vuurvlammen.
U moet niet vragen dat ik u deze tekenen precies
verklaren zal. Hier is het wonder, dat u
van verre tasten kunt, maar niet omvatten. Er was
een geluid als van een stormwind en zij zagen tongen
als van vuur.
In deze tekenen openbaart Zich de Geest in Zijn
onwederstandelijke kracht.
Storm en vuur zijn onweerstaanbaar.
Er is geen mens, die de stormen keren kan.
Al gaan tienduizend mensenhanden omhoog en
al zet de wereld al haar macht en kracht er tegen
in, de storm raast voort. De wind blaast waarheen
hij wil. Daar is geen kracht om te weerstaan.
De storm is van God. Hij doet de deuren open en
dan waaien Zijn winden over de aarde en Hij leidt
ze, waarheen Hij wil. En dan kunnen ze breken en
scheuren en verwoesten en de wereld doen trillen
en de mensen doen beven en dan juicht de storm
boven alle mensenkrachten uit in het elementaire
geweld van Zijn onwederstandelijkheid.
Zo komt de Geest als een stormwind. Hij is de
adem uit Gods mond. En als de HERE blaast, wie
zal het keren?
Hij is die God , rondom om Wie het zeer zal stromen.
Hij in het voor Wie de bergen wijken en de steenrotsen
scheuren. Hij in het, Die als een Koning
voortschrijdt over de aarde van land tot land en
van zee tot zee.
Het vuur is ook onwederstandelijk. U moet hier
niet denken aan het vuur, dat met water te blussen
is. Dat kan soms ook bijna onwederstandelijk zijn.
Maar u moet hier denken aan het vuur, dat de
prairiën in brand steekt. Dat springt over rivieren
heen. Dat loeit over de vlakten en zet de horizonten
in brand. Dat vuur brandt door tot er niets
meer te branden is.
Of nog beter gezegd: de lucht is vol vuur. Het
is alles geladen om ons heen. Daar weten we nog
geen honderdste van. Soms valt het vuur van de
hemel in één enkele vlam op de aarde en dan zeggen
de mensen dat het inslaat.
Dat is maar één enkele vonk. Maar de hele
wereld is vol vuur. Straks zal het gezien worden
als de vuren ontstoken worden en de elementen
branden zullen en vergaan.
Zo is Gods Geest een vuur. Hij is niet te weerstaan.
Hij raakt ons tot in het verborgenste van
ons leven. Als de Geest ons aansteekt, dan staan
wij in brand, dan is het vuur van de Geest in ons.
U moet hier niet denken aan het vernietigende
en verwoestende van het vuur en de stormwind.
De Geest werpt ons niet neer en komt ons leven
niet verpletteren. Hij heft ons op en Hij neemt
ons mee en Hij zet ons neer waar Hij wil. En Hij
doet met ons wat Hem behaagt.
En u moet bij dat vuur van de Geest niet denken
aan de vurigheid van Geest. Dit zeggen de tekenen,
dat de Geest in Zijn werking onwederstandelijk is.
Hij maakt ons tot Zijn instrumenten, Hij
breekt het verzet. En Hij werpt de macht van de zonde
in ons leven neer.
Hij stelt ons in de wereld als getuigen van Jezus
Christus. Hij doet ons spreken van genade. Hij
doet ons profeteren, zodat ons woord ver uitgaat
boven de grens van onze eigen krachten. Hij
doet ons roemen van de heerlijkheid van God.
Als de Geest ons aanraakt, dan is de eenvoudigste
van ons niet te breken, dan staat een kind
als een man, dan wordt de kleinste meer dan duizend,
dan stelt Hij ons als profeten en profetessen,
dan kan het getuigenis van Jezus niet worden
geweerd, al zou ook de hele wereld in al haar
macht en geweld samenlopen.
Zo is Hij gekomen in de kerk onder het teken
van stormwind en vuurvlam. En zo woont Hij nu in
de gemeente en Hij is vandaag nog een storm en een
vuur en Hij breekt nog door, indien wij maar geloven
wat de Geest tot de gemeente zegt.
En dan komt Hij daar op de Pinksterdag om de
kerk te vervullen.
Het is niet gemakkelijk om te zeggen met weinige
woorden wat nu het verschil is tussen de werking
van de Geest voor de Pinksterdag en daarna.
Wij moeten het onderscheid niet zoeken in de
aard van Zijn werkingen. Ook in de dagen van Abraham
en David, Elia en Jesaja werkte de Geest in het
leven van de gelovigen. Hij heeft ze geleid en de
harten verlicht. Hij heeft onwederstandelijk gewerkt
in het leven van Israël, neergeworpen wat zich
tegen Hem stelde, Zich geopenbaard als een storm
en een vuur
Dit is het onderscheid: de Geest heeft op de
Pinksterdag de kerk vervuld, Hij heeft haar
vol gemaakt, zoals de reuk van de nardus het hele
huis vervulde toen Jezus gezalfd werd door Maria.
Hij heeft in Israël verkeerd als een wandelaar,
die kwam om te overnachten. Hij was wel trouw in
Zijn werk en Hij liet niet los wat Hij had gegrepen.
Hij heeft ook in Israël Zijn werk voleindigd, de
laatste toegebracht, de Raad van God tot Israëls
verlossing vervuld. Maar Hij heeft Israëls leven
niet vol gemaakt van Zijn werkingen.
Nu op de Pinksterdag, nu komt Hij wonen in de
kerk om haar nooit meer te verlaten. Hij maakt de
kerk tot Zijn huis, het lichaam tot Zijn tempel, het
leven tot een troon van Christus.
En Hij is onwederstandelijk. Wie zal Hem nu verdrijven
uit Zijn paleis?
Daarom moeten we die vervulling van de Geest ook
zien in verband met de roeping van de kerk om getuige
van Christus te zijn. U kunt de Pinksterdag zien
in zijn betekenis voor het leven van de gelovigen.
In de uitstorting van de Geest heeft God Zich
aan ons verbonden. Hij heeft ons leven Zich in
liefde toegeëigend, niet meer dat afzonderlijk geheiligde
leven als in Israël, waar de vaten van de
tempel de HERE geheiligd waren, maar de vleespotten
in de huizen nog niet.
Met de uitstorting van de Geest is het volmaakte
in beginsel gekomen. Dat strijdt niet met elkaar.
Wat nu in de Geest aan de gemeente is geschonken,
dat wordt straks uitgewerkt op de nieuwe aarde,
dat komt tot ontvouwing, tot overwinning, tot volkomenheid,
tot hegemonie als alles zal zijn uitgebrand
en weggedaan wat nu nog de heerlijkheid van de
Geest in ons als met een sluier bedekt, als ook
het lichaam zal zijn vernieuwd en hersteld in volkomen
majesteit, als de laatste vijand zal zijn te
niet gedaan.
Dit is de bedeling, waarin de heiligheid van de
HERE niet geschreven staat op de gouden voorhoofdplaat
van de Hogepriester, maar gegraveerd
is op de bellen van de paarden, ach, nog niet in volkomen
glans, maar in zware worsteling en strijd.
Dit is de bedeling, waarin al de potten van
Jeruzalem en Juda, near het woord van Zacharia,
de Here der heerscharen heilig zijn.
God heeft in de uitstorting van de Geest Zich
met ons leven verbonden. Het is Hem volkomen tot
een eigendom. Het is door de kus van de hemel geraakt.
Maar deze zaligheid van de Pinksterdag heeft
toch ten eerste haar betekenis voor de roeping,
die de Kerk op aarde heeft. Lees maar wat de Here
Jezus in het Evangelie van Johannes van de
komst van de Geest zegt. Hij is de Geest, Die zal
getuigen van Jezus en die al de Zijnen tot getuigen
van Jezus maken zal. Hij heeft ons vervuld, ons vol
gemaakt, ons huis tot de nok toe gevuld, ons leven
tot op de bodem geraakt, opdat wij zouden verkondigen
op aarde het Koninkrijk van Christus.
De Geest kwam in de kerk, omdat God Zich had
verzoend, omdat ons leven het Zijne werd, omdat
de afgrond was gesloten en de vervreemding was overwonnen,
omdat Hij ons leven vervullen kwam, zoals
Zijn stem eenmaal de bomen van het Paradijs vervulde,
om eeuwig ons leven Zich tot een tempel te
maken, eeuwig bij ons te wonen, eeuwig te zitten
op de troon van de aarde, eeuwig te zijn de God van ere,
de Heer van de heerlijkheid, de Koning van alle
einden van de aarde.
Maar het eerste is toch, dat de kerk bekwaamd
werd om haar roeping te vervullen, en haar woord
te spreken tot alle geslachten en alle volkeren.
En daarom is dit het eerste wat de Geest in de
Pinkstergemeente doet: Hij laat mensenstemmen het
Woord van God spreken.
Dit had God ook te voren gedaan. Hij heeft Mozes
en Elia en vele anderen Zijn Geest gegeven, opdat
zij van Hem zouden spreken. Dit is niet het nieuwe
dat God het mensenwoord gebruikt als een instrument,
voor de verkondiging van Zijn heerlijkheid.
Maar dit is de rijkdom van de Pinksterbedeling,
dat het spreken van God door mensenwoorden nu geen
grenzen meer kent.
In het Oude Testament werden bijzondere mannen en
vrouwen tot de profetie geroepen. En dan werden
ze zeer vaak geroepen om één enkel woord te spreken
om één boodschap te brengen. De profeten werden
geroepen voor een bepaalde tijd en met een bepaald
doel. Maar nu gaat door de Pinksteruitstorting
Mozes bede in vervulling: och, dat al het volk
profeten van de Here ware.
In het Oude Testament was daarom de profetie
dikwijls schaars en waren er tijden, waarin geen profeteren
gevonden werden.
Maar nu is er geen afzonderlijke profetische roeping
meer. Ook al zou de kerk in later eeuw door
eigen schuld de profetie smoren, zij kan niet meer
geheel het zwijgen worden opgelegd.
Al Gods volk wordt nu profeten. De zonen en de
dochters gaan profeteren. En allen zijn wij altijd
geroepen om te spreken van de heerlijkheid van de Here
om te getuigen van Zijn werk, om te roemen in Zijn
liefde.
En daarom blijft de profetie nu ook niet meer tot
Israël beperkt. De Apostelen beginnen te spreken
in vreemde talen, zoals de Geest hun gaf uit te
spreken.
En de samengestroomde vreemdelingen horen hen
in hun eigen taal de grote werken van God verkondigen.
Hier openbaart Zich de heerlijkheid van de Geest.
Drie jaren lang hadden die discipelen het onderwijs
van Jezus mogen volgen. Maar hoe schraal was
het resultaat geweest. Telkens hadden ze met Jezus
weer gesproken over een aards Koninkrijk. En zelfs
na de opstanding, op de morgen van de hemelvaart
vragen ze Hem: Here, gaat Gij in deze tijd het Koninkrijk
in Israël weer oprichten.
Nu komt de Geest en het is met één slag veranderd.
Nu spreken ze door de Heilige Geest, nu
spreken ze wat ze zelf nooit gezien of gehoord
hadden, omdat ze geen oren hadden om horen.
Nu vallen hun de schellen van de ogen en nu zien
ze Gods heerlijkheid, Gods liefde, Gods majesteit
in Jezus Christus. Nu zien zij in de diepten van God
en nu spreken ze daarvan in alle talen van de wereld.
Nu spreken ze de taal van de Geest zelf, die wondere taal,
die vol was van Zijn werkingen, zodat
alle vreemdelingen het als hun eigen taal verstonden.
De Geest maakt Zich meester van hun stem.
God spreekt nu in de wereld door het woord en
het getuigenis van Zijn kerk.
Zij spreken daar onder de tekenen van stormwind
en vuurvlam. En straks gaan de Apostelen de wereld
in en verrichten zij nog enkele wonderen. Maar dan
houden de tekenen op. En dan spreekt de kerk
haar getuigenis zonder teken en zonder wonder.
Dan predikt zij het loutere Woord van God, het Woord
ontdaan van alle uiterlijke heerlijkheid, het Woord van
God uitgedragen door een zwakke mensenstem.
En straks dan is ook het wonder van de taal
van de Geest voorbij. Dan verkondigt de kerk dat
Christus de Here is in het Grieks en in het Latijn,
in het Duits en in het Nederlands.
En hoe meer de kerk de uitstorting van de Geest
verstaat, des te meer zal ze spreken de gewone
taal van het gewone leven en alles vermijden wat
haar taal tot iets aparts maken kan in de wereld.
Daarin wordt de natuur geheiligd voor het Koninkrijk
en worden de talen van de volkeren tot talen van de
Geest.
Maar daarin wordt het loutere Woord van God in de
wereld gepredikt.
En door de kracht van de Geest, Die in stormwind
en vuurvlam de kerk vervuld heeft, zal dat
loutere Woord de wereld overwinnen.
Dat getuigenis van Jezus Christus is als een
stormwind onweerstandelijk. Dat brandt als een vuur
over de wereld heen. Dat staat voor geen grens
van ras of kleur of taal of cultuur of karakter
en geaardheid. Dat laat zich ook niet persen binnen
de grenzen van een eeuw of een periode.
De stormwind zit er in, het alles-neerwerpende
en het vuur brandt er in, het alles-verterende,
de kracht, die geen grenzen eerbiedigt, de kracht
van de Geest, Die het Woord maakt tot een zwaard
van de Geest.
Met dat Woord toegerust, drijft de Geest ons
de worsteling van de wereld in om te getuigen niet
in een hoek of op een verscholen plek, maar midden
in het leven zelf. En in die worsteling hebben
wij alleen het Woord en de Geest. Wij hebben geen
engelen te gebieden en wij laten geen stemmen uit
de hemel klinken, wij doen geen wonderen en wekken
geen doden op. Wij kunnen niets manifesteren of
demonstreren.
Wij hebben het loutere Woord. Maar wij hebben ook
de Heilige Geest, wij zijn vervuld van een kracht
die meer is dan een storm en een vuur, wij zijn vervuld
van onwederstandelijke werkingen. Het is niet
uit ons, maar het is uit de Geest, Die in ons is.
Het is onze traagheid en ons ongeloof, wanneer
daar in de kerk niet meer openbaar wordt de kracht
van de wind van de Geest en het niet meer brandt
als een vuur.
Ik ontken niet, dat wij mat en moedeloos zijn. Ik
ontken niet dat het goloof ons ontbreekt, de liefde,
waarin wij grijpen over de grenzen heen, over
de horizont van ons leven.
Ach, wij hebben ons ingedamd. Wij hebben ons teruggetrokken,
wij zijn het liefst in eigen veilige
kring.
Maar dit is toch de bedoeling van de Geest. Dit
is de Nieuwtestamentische werkelijkheid. Dit kan
door onze zonde en traagheid niet ongedaan gemaakt
worden.
Wij staan in de wereld en daar is geen gepantserde
bescherming om ons heen. Wij hebben de roeping
om het loutere Woord te verkondigen, om het getuigenis
van Jezus te dragen, en met mensenstem
te verkondigen, dat God alleen groot en heerlijk is
en dat Hij in Christus Zijn liefde heeft geopenbaard
en Zich met dit leven heeft verbonden om het te
redden en te heiligen, om het te verlossen en vrij
te maken, om het vol te maken met Zijn Geest, zodat
dit getuigenis dan toch ook in deze tijd is tot
een stormwind in de wereld , tot een vuur, dat
brandt tot aan de einden van de aarde.
Daar moet u door bewogen worden, daar moet u
van in brand staan. Dat moet u maken tot een getuige
van Jezus, een profeet van God, een discipel,
die spreekt van de heerlijkheid van het Koninkrijk.
En dan zal God door het getuigenis van het loutere
Woord triomferen ook in deze krankzinnige
tijd, waarin de afgronden tussen de volkeren en
de rassen zijn opengebroken en de innerlijke vervreemding
van de zielen de wereld vervuld met oorlogsrazernijen
God zal de wereld op de knieën brengen door het
Woord, dat u te spreken hebt op aarde. Hij zal met
de volkeren worstelen door uw getuigenis. Hij zal
ze onderwerpen en onder ieder volk een overblijfsel
kleinkrijgen en breken in zijn verzet om het te
brengen tot de aanbidding van Zijn heerlijkheid
Hij zal onwederstandelijk zijn. Spreek maar en profeteer
maar. Het is de Geest, Die spreekt.
Hij zal door uw woord getuigen van Jezus. En de
Geest zal overwinnen. Want daartoe is Hij uitgestort,
opdat Hij door het loutere Woord het Koninkrijk zal
doen triomferen in het leven van de wereld.
Wordt dan vervuld met de Heilige Geest.
Gij zult met Hem de wereld overwinnen.
Amen