Ps. 98 : 1
Ps. 26 : 2
Rom. 8 : 8 - 17
8 zij, die in het vlees
zijn, kunnen Gode niet behagen.
9 Gij daarentegen zijt
niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont.
Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet
toe.
10 Indien Christus in u
is, dan is wel het lichaam dood vanwege de zonde, maar de geest is leven
vanwege de gerechtigheid.
11 En indien de Geest
van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die
Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend
maken door zijn Geest, die in u woont.
12 Derhalve, broeders,
zijn wij schuldenaars, maar niet van het vlees, om naar het vlees te leven.
13 Want indien gij naar
het vlees leeft , zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen
des lichaams doodt, zult gij leven.
14 Want allen, die door
de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods.
15 Want gij hebt niet
ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen
de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba , Vader.
16 Die Geest getuigt met
onze geest , dat wij kinderen Gods zijn.
17 Zijn wij nu kinderen,
dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en medeerfgenamen van
Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in
zijn verheerlijking.
Matth. 28 : 1 - 15
1 Laat na de sabbat,
tegen het aanbreken van de eerste dag der week, ging Maria van Magdala en de
andere Maria het graf bezien.
2 En zie, er kwam een
grote aardbeving, want een engel des Heren daalde uit de hemel neder en kwam
nader, en hij wentelde de steen weg en zette zich daarop.
3 Zijn uiterlijk was als
een bliksem en zijn kleding wit als sneeuw.
4 En de bewakers werden
door vrees voor hem bevangen en zij werden als doden.
5 Doch de engel
antwoordde en zeide tot de vrouwen: Weest gij niet bevreesd ; want ik weet, dat
gij Jezus zoekt, de gekruisigde.
6 Hij is hier niet, want
Hij is opgewekt, gelijk Hij gezegd heeft; komt , ziet de plaats, waar Hij
gelegen heeft.
7 En gaat terstond op
weg en zegt zijn discipelen, dat Hij is opgewekt uit de doden. En zie, Hij gaat
u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Zie, ik heb het u gezegd.
8 En zij gingen terstond
weg van het graf, met vrees en grote blijdschap , en liepen haastig voort om
het zijn discipelen te berichten.
9 En zie, Jezus kwam
haar tegemoet en zeide: Weest gegroet. Zij naderden Hem en grepen zijn voeten
en zij aanbaden Hem.
10 Toen zeide Jezus tot
haar: Weest niet bevreesd. Gaat heen en bericht mijn broeders, dat zij naar
Galilea gaan, en daar zullen zij Mij zien.
11 Toen zij onderweg
waren, zie, enigen van de wacht kwamen in de stad om de overpriesters al het
gebeurde te berichten.
12 En in een vergadering
met de oudsten kwamen zij tot een besluit en zij gaven de soldaten veel geld,
13 en zij zeiden: Zegt,
zijn discipelen zijn des nachts gekomen en hebben Hem gestolen, terwijl wij
sliepen.
14 En indien dit de
stadhouder ter ore komt, wij zullen het in orde brengen en maken, dat gij
buiten moeite blijft.
15 En zij namen het geld aan en deden zoals hun gezegd was. En dit gerucht is onder de Joden verbreid tot de dag van heden toe.
Ps. 21 : 1, 4, 5 en 6
Gez. 19 : 7
Helpman 9-4-'39
P A S E N 1 9 3 9
Gemeente van onze Here Jezus Christus,
Er wordt vandaag door de mensen weer gesproken over leven, dat uit de dood geboren wordt.
De één wijst hier, de ander zoekt het daar.
U kunt mensen ontmoeten, die het leven verwachten uit de stomme diepten van het verborgene en onbewuste der natuur. Daar werken de krachten, die het verouderde leven van de mensen kunnen vernieuwen. Wij moeten ons met die natuur verbonden weten, ons één weten met dat mysterieuze ritme in de natuur. Van natuurmystiek wordt daar de verlossing verwacht.
En aan de andere kant wordt de verlossing verwacht juist van het bewuste leven van de mensen, van het zich dat beweegt in het volle woelende mensenleven en zijn gewelddadige kracht openbaart het botsen van de historische machten. En zo werpt men zich in de stroom van de geschiedenis Men kust de bloedmythe van het geweld. Men zoekt de vernieuwing van het leven in het leven voor het vaderland.
En dan zijn er anderen, die daarin het leven menen te vinden, dat ze het leven nemen, zoals het is en zoals het valt. Daar leeft men bij de dag om uit elke dag wat te halen en te zuigen. Daar heeft men het leven zelf nooit gezien en nooit vermoed. Daar tracht men niet meer naar de verlossing van het leven. Daar verheerlijkt het men slechts, zoals het nu vandaag in zichzelf is.
In al dat spreken over leven, spreekt de dood mee. Want terwijl ze spreken van leven, fluistert in de harten de stem van de angst, omdat de mensheid het leven is kwijtgeraakt. Men grijpt naar leven en terwijl men grijpt, stroomt het leven al weg. Men spreekt van duizendjarige rijken en van eeuwigdurende verbintenissen. Men grijpt boven de maat van eigen leven uit en terwijl men dit doet, stikt men zelf in de dood, die benauwt en bedrukt, die alles verkort en afsnijdt.
En intussen dreigen de machten, die heel het leven der mensheid met de ondergang bedreigen.
In deze met de dood en om het leven worstelende wereld, is de gemeente van Christus geroepen om van het leven te getuigen. In onze Paasvreugde belijden wij, dat het leven alleen geopenbaard is in de opstanding van Christus uit de doden. Wij geloven, dat in Hem het eeuwige leven is. En dat dit leven nu geopenbaard wordt in het leven van Hem toebehoren.
Want de opstanding van Christus was een triomferen over de macht van de dood. Maar nu moet die triomf ook voortgang hebben over heel het leven dat nu ligt neergeslagen in die doodsworsteling, opdat wij worden vrijgemaakt en verlost uit de drukkende banden en het leven, dat in Jezus Christus is, doorbreekt in het leven van wie Hem toebehoren, opdat het vandaag geopenbaard wordt in zijn overwinnende kracht.
De opstanding van Christus is een feit. Christus werd verheerlijkt, doordat Hij uittrad uit de doden, om voortaan te leven in de ongebroken gemeenschap met Zijn Vader.
Maar die opstanding was tegelijk een begin. Van toen af openbaart Christus de kracht van Zijn opstanding in ons, die Hem toebehoren, totdat Hij eenmaal in heerlijkheid komen zal om door de kracht van het eeuwige leven, dat in Hem is, deze wereld volkomen te verlossen.
Daarom spreekt Pasen ook van de voortgang naar het einde van de geschiedenis, waarin Christus Zich voor het oog van de mensen ontdekken zal als de Koning, Die de dood heeft overwonnen, opdat hemel en aarde vervuld zullen worden met het leven, dat uit Hem is.
Ik bedien u het Woord van God van
de openbaring van het eeuwige leven in de opstanding van onze Here Jezus Christus
dan wij horen
eerst van die boodschap zelf,
dan dat ze gebracht werd aan de vrouwen
en ten slotte, dat ze verharding werkt in de harten van de vijanden.
Wij horen dus eerst van de boodschap van Christus’ opstanding uit de doden
Op Paaszondag gaan de vrouwen naar het graf.
Ze hebben Christus lichaam verzorgd op vrijdagavond bij het vallen van het duister. Ze hebben zich toen moeten haasten omdat de Sabbat aanbrak. Nu op de eerste dag van de week, zeer vroeg in de morgen gaan ze opnieuw naar het graf om het haastige werk van de vorige week over te doen met meer zorg.
En dan gebeurt er een grote aardbeving. Ze komen aan het graf en ze horen een engel tot hen spreken van opstanding: Hij is hier niet, want Hij is opgestaan, zoals Hij gezegd heeft.
Van de opstanding zelf horen we in de Evangeliën niets. Nergens wordt ons het feit van de opstanding meegedeeld. We horen alleen maar de boodschap, die de engelen aan de vrouwen en aan de discipelen verkondigd hebben en in hen aan de kerk.
Zo horen we hier de boodschap, DAT Christus is opgestaan.
Hij heeft alles volbracht in Zijn lijden en sterven.
Hij was beladen met onze zonden. En die zonde was niet als een pak op de schouders gelegd. Hij zelf was tot zonde gemaakt. Hij was voor God niets dan ongerechtigheid geworden, niets dan gruwel en onreinheid.
Hij Zelf was verwerpelijk voor God. En daarom heeft God niet getoornd tegen een last, die Hij droeg. Maar Hij heeft tegen de Zoon Zelf getoornd, tegen de Zoon, zoals Hij daar ambtelijk als Mens Zich had gesteld in Gods gericht.
Hij was een onrechtvaardige geworden.
En daarom wordt over Hem het vonnis van God over de zonde van de wereld voltrokken. Hij heeft onze vervloeking ingedronken, Hij is er vol van geworden.
En daarom heeft God Hem veroordeeld tot de dood in het gericht. Zijn dood werd geëist. En dan siddert de Zoon wel terug als de nacht van het lijden over Hem komt. Hij kruipt als een worm over den grond in Gethsemane. Hij schrikt voor de drinkbeker van Gods grimmigheden. En dan geeft Hij Zich in eigen kracht, omdat in Hem het eeuwige leven was.
Maar dan komt Hij op Golgotha in de grote angst, omdat de grote verlatenheid over Hem daalt. En dan sterft Christus als een vervloekte. Hij was tot zonde gemaakt, Hij was onrechtvaardig, omdat Zijn hele bestaan tot zonde was gemaakt, door onze zonde was bepaald, met onze zonde was vervuld, omdat alles wat de Vader in Hem zag onze zonde was omdat Hij voor het aangezicht van de Vader onder onze zonden bedolven was.
En dan wordt Christus op vrijdagavond in het graf gelegd. Een verderfelijk lichaam wordt er gezaaid, gezaaid in grote oneer. Want wel zijn het vriendenhanden die dat lichaam aangrijpen en zalven en wegleggen in de spelonk. En Hij is bij de rijken in Zijn dood geweest.
Maar, al bespaarde de Vader Hem alle bijzondere onteringen, dit behoorde toch bij de vloek. Hij moest het graf in en zo werd Zijn lichaam, ontsierd ontluisterd, ontdaan van alle eer en heerlijkheid weggesloten achter de steen
De steen wordt voor de deur geschoven. De Christus is weg uit de kring van de levende mensen. De volle dood werd aan Hem vervuld. Hij ging de weg van alle vlees. Hij werd verdreven uit Gods wereld.
Hij bestond niet meer op de aarde. Er was van Hem niet meer dan een herinnering.
En dan wordt Hem in dat graf wel de ontbinding bespaard. De Vader waakt over het lichaam van de Zoon. Maar dan is dat nog niet de DAAD van de rechtvaardiging.
Dit gebeurt op de Paasmorgen. De Vader gaat de Zoon rechtvaardig spreken. Hij is opgewekt tot onze rechtvaardigmaking, zegt de Catechismus. Maar dit kunnen we slechts verstaan, wanneer we zien, dat Hij werd opgewekt om Zelf gerechtvaardigd te worden.
En zo kan het graf Hem dan niet houden. De steen wordt afgewenteld van de deur. En Jezus Christus treedt uit het graf. Nu is Hij volkomen rechtvaardig en onschuldig, omdat al onze zonden verteerd werden in Zijn bitter lijden en sterven.
Nu ziet de Vader in Hem geen schuld meer.
En nu heeft Hij het recht om de kracht van het eeuwige leven, die in Hem was, te openbaren. Nu mag Hij Zich stellen in deze wereld als de Vorst van het leven tegenover alle macht van zonde, dood, duivel.
De Vader Zelf haalt Hem uit het donker van de aarde en stelt Hem in het licht van de opstandingsmorgen.
En Hij gaat nu het Koninkrijk beërven. Hij gaat nu heersen als Koning in het Koninkrijk van Gods genade.
En nu heeft Hij een Naam, welke is boven alle Naam, opdat in de Naam van Jezus zich alle knie zou buigen van diegene, die op de aarde zijn. Nu wordt hemel en aarde vervuld met Zijn heerlijkheid
Hij heeft weer een Naam, Hij heeft weer een plaats in de wereld van God. Hij gaat Zich nu weer geven aan dat eigene, dat Hem van de Vader was toevertrouwd van voor de grondlegging van de wereld: de Christus te zijn van Gods volk.
Zo wordt Hij straks aan Zijn discipelen bekend gemaakt als de Christus, Die is opgestaan. En dan zal straks heel Jeruzalem vervuld zijn van Zijn Naam, als na de Pinksterdag de boodschap van de opstanding gebracht zal worden op de straten en in de tempel.
En dan wordt straks de hele wereld van dat gerucht vervuld. Hij gaat straks de kracht van Zijn opstanding uitstorten in de Zijnen, zodat ze de boodschap dragen tot aan het eind van de wereld.
En zo wordt deze boodschap ons vandaag gepredikt na zoveel eeuwen: Christus is door God gerechtvaardigd, de Vader sprak Hem vrij en Hij trad als de Levensvorst uit het donker van de graven om eeuwig te heersen als de Koning van de genade.
En dan is deze opstanding een zeker pand van onze zalige opstanding.
Hij is opgestaan, want God heeft Hem gerechtvaardigd. En zo staan wij, die in Hem ook gerechtvaardigd werden, straks in heerlijkheid op. Want dan zal God publiekelijk voor het oog van de hele mensheid ons rechtvaardig verklaren als Hij ons opwekt om samen met Christus eeuwig te triomferen en als Koningen te heersen.
Toen heeft de aarde gebeefd, want een graf sprong open en de Christus stond op. Straks beeft de aarde weer, als alle graven openspringen en opnieuw de engelen stenen van de graven zullen wentelen. Het is daar in de hof van Josef reeds een voorspel van de jongste dag. Zoals het daar gebeurde, zo zal het straks nog eens gebeuren.
En zo
ziet u hier Christus als de Eerstgeborene uit de doden, als de Eersteling, van
Wie het graf reeds werd geopend om Hem in heerlijkheid te doen oprijzen. Één
graf werd geopend. Één stond er op, Één, Die daarin geweest is onze overste
Leidsman, onze
Voorganger en Herder, Wie de schapen zullen volgen. want in die Ene zijn wij
rechtvaardig voor God en ziet God in ons geen schuld en zonde meer aan, in die
Ene zijn we vrij en rein.
Want met Hem zijn wij gestorven en begraven. En met Hem zijn wij levend geworden, zodat straks, als ook de overblijvende zwakheid zal zijn weggenomen, ook ons vlees ten volle zal delen in de opstandingsheerlijkheid van onze Here Jezus Christus, als wij op die groten dag het leven zullen ontvangen uit Zijn leven en wij vervuld zullen worden van Zijn kracht en wij als Vorsten van God zullen wandelen op de nieuwe aarde.
Zo is de Paasdag een dag van rechtvaardiging.
Wij worden daar vrijgesproken van alle schuld.
En daarom is hij een voorspel van de Grote Dag van de Here.
God zal Zijn volk opwekken uit de doden.
Toen de Eersteling Christus en straks die van Christus zijn in Zijn toekomst. Toen de Ene en straks die allen.
Zo komt de boodschap van Christus' opstanding tot ons, opdat wij geloven, dat in Hem het eeuwige leven is geopenbaard. En zo moet die boodschap ook worden doorgegeven tot aan het einde van de aarde.
Want in de voortgang van die boodschap houdt de Christus Zijn triomftocht over de aarde, opdat overal de mensen en de dingen aangestoten zullen worden door de kracht, die van den opgestane Christus uitgaat.
En zo horen we in de tweede plaats, dat die boodschap gebracht werd aan de vrouwen, die kwamen om het graf te inspecteren.
Ze beven van de aardbeving en van den engel die ze voor hun ogen zien.
En dan komt de engel hun tegemoet met een evangelie: vreest u niet, want ik weet, dat u Jezus zoekt, Die gekruisigd was. Hij is hier niet want Hij is opgestaan, zoals Hij gezegd. heeft. Komt hierheen, zie de plaats, waar de Here gelegen heeft. En gaat snel heen en zegt Zijn discipelen dat Hij opgestaan is van de doden en ziet, Hij gaat u voor naar Galilea, daar zult u Hem zien. Ziet, Ik heb het u voorspelt.
Het is
maar een smalle gemeente van gevluchte discipelen en verschrikte vrouwen. Ze
leven niet ruim en vrij in de straten van Jeruzalem. Ze moeten de deuren
gesloten houden omdat ze bang waren voor de Joden. Ze zijn buiten de deur niet
veilig. Ze horen overal om zich heen en ze lezen het op de gezichten: ook
gij waart met Jezus, den Nazarener.
Ze zijn verslagen. Want ze hebben geloofd, dat Jezus Israël verlossen zou, zoals de Emmaüsgangers het zeggen op weg naar hun huis. Ze hebben zich om Jezus geschaard, omdat ze geloofden, dat Hij het eeuwige leven had in Zichzelf.
Maar de catastrofe is gekomen. Jezus werd gevangen, gekruisigd, gedood, begraven. Ze staan in Jeruzalem zonder Jezus. Ze hebben een dode Jezus in het graf.
Met Jezus is hun hoop vergaan.
En als ze dan verslagen zijn en ontzet van die aardbeving dan horen ze de Paasboodschap uit de mond van de engel: vreest niet, want ik weet, dat u Jezus zoekt, Die gekruisigd was. Hij is hier niet, want Hij is opgestaan van de doden.
Het zijn wat verslagen vrouwen, maar het is de rest van Abraham, het overblijfsel naar de verkiezing van de genade. Voor hen heeft Christus Zich geworpen in de stroom van de dood. Voor hen is Hij opgestaan.
En daarom zijn dit de eerstelingen van de gemeente, waarin de kracht van Zijn opstanding geopenbaard zal worden. Dit is het begin van de levend gemaakte kerk.
Want in hen wordt tot ons gezegd: vreest niet.
De macht van de dood is nu verbroken. Wij hebben nu het leven in Jezus Christus, wij hebben in Hem het eeuwige leven. Want wie in Hem gelooft zal leven, al is hij ook gestorven.
Ik spreek er nu niet over dat die vrouwen uitgezonden worden om de boodschap van het Evangelie te gaan brengen aan de discipelen.
En dat straks die discipelen de opdracht krijgen om getuigen van Christus te zijn.
De smalle gemeente wordt een kerk van getuigen, dat Jezus Christus uit de doden is opgestaan en dat in Hem het leven is geopenbaard.
De begrafenisstoet van die vrijdagavond wordt een wereldoptocht van de Christus-Koning. De klaagvrouwen van Jezus worden verkondigers van de blijde boodschap
Ik
spreek daar nu niet over, omdat wij daarover vanavond zullen horen.
Het gaat er nu slechts om, dat de gemeente van Christus het leven kent, weet wat leven is, leven ervaart en leven geniet, in één woord gezegd: de gemeente van Christus leeft, omdat haar Hoofd leeft en Zijn leven nu ons leven vervult.
Zijn opstandingskracht wordt nu volbracht in die vrouwen, die de boodschap horen en geloven en in ieder, die de boodschap heeft ontvangen en voor het woord van het leven heeft gebogen.
Men spreekt van leven, men grijpt boven zichzelf uit. Men dweept met het leven, zoals dat zich beweegt in de historische stroom, men heeft van het leven zelf een mythe gemaakt, een afgod, een dwaasheid en leugen en men werpt zich in die stroom, men leeft in een waan en in een schijn.
En intussen verwijdt zich de kloof, die de mensen van het leven scheidt. Het is een doodsworsteling, die we voor onze ogen zien. Het is het wegkrimpen van een wereld, die naar het leven grijpt en in die greep naar leven sterft in den dood.
Wij hebben het leven, niet in onszelf, niet in een gedachte of een plan, niet in een ideaal of een systeem. Maar wij grijpen in het geloof boven onszelf uit naar onze Here Jezus Christus, Die leeft, opdat wij met Hem zouden leven. En Hij vervult ons met de kracht van Zijn opstanding, zodat wij door Zijn Geest geleid, alles opgeven en loslaten wat het doorbreken van Zijn leven in de Zijnen in de weg staat.
Want wij weten, dat de opstanding van Christus een feit is. Het is gebeurd voor eens en voor altijd. Maar het is tegelijk een begin. En niemand kan dit feit geloven, die niet tegelijk verstaat, dat het een begin is, het begin van de volkomen triomf van Jezus Christus over alle machten van dood en zonde in het leven van de Zijnen.
Niemand kan zeggen, dat Jezus Christus uit de doden is opgestaan en tegelijk de openbaring van de kracht van Zijn opstanding verloochenen uit het leven.
Wie zo Christus' opstanding belijdt, die spreekt ijdel en dwaas.
Het moet voortgang hebben in de werkelijkheid van ons leven, opdat wij sierlijke lidmaten van de levende Christus zijn en wij niet meer de zonde dienen, maar leven in gemeenschap met Hem, Die eeuwig is gezeten in de heerlijkheid.
Het moet voortgang hebben, ook als dit leven, dat uit Christus is in een al scherper tegenstelling komt te staan tegenover de dood, waarin heel de mensheid wegzinkt.
Niet dat wij in zelfingenomenheid ons afwenden van een worstelende wereld. Wij hebben een missie op de aarde. Wij moeten de boodschap van het leven brengen tot aan de einden van de wereld, tot in de donkerste hoeken, ook tot hetgeen het diepst is weggezonken.
Maar die boodschap van de opstanding van Christus, die de gemeente uit de dood gebracht heeft in het leven en in de gemeenschap met Christus, werkt in de harten van de vijanden de verharding.
De wachters zijn zeer verschrikt geworden en ze werden als doden.
Ze vluchten naar de stad en brengen hun boodschap in het Sanhedrin. Er is nog uitstel van het gericht dat eenmaal die Christus houden zal. De aarde beeft wel, maar ze komt weer tot rust. Het is de grote aardbeving nog niet.
De wachters vluchten voor de openbaring van Jezus Christus. Maar de Overpriesters en Ouderlingen vluchten niet. Ze liegen tegen het licht in.
Ze bevelen de wachters: zegt, Zijn discipelen zijn ‘s nachts gekomen en hebben Hem gestolen toen wij sliepen. En als de Stadhouder dit te weten komt, dan zullen wij hem tevreden stellen, zodat u zich hierover geen zorgen hoeft te maken.
Daar wordt de leugen de wereld in geslingerd, de leugen, die nog wordt nagezegd door de denkers, de zoekers naar leven, de profeten en de priesters van die eredienst, die aan het leven zelf gewijd wordt.
Daar begint de verharding, die vandaag nog door werkt in de wereld, die de ogen verblindt, zodat ze ziende niet zien en horende niet horen en zij zich niet bekeren en God hen geneest.
De scheur wordt daar getrokken. Daar is een kleine gemeente van mannen en vrouwen, die de boodschap hoort en gelooft.
En daar is een grote wereld, een wereld van raadsheren en volksleiders, die zich verhardt tegen de boodschap van het eeuwige leven in de Zoon van God.
Het is het begin en het moet naar de voleinding.
In die gemeente van Christus werkt het leven van Christus triomferend door, totdat de volle kracht van de opstanding van Christus zal zijn doorgewerkt.
En in de wereld woelt de dood, werkt de verharding door, openbaart zich al meer een vervreemding van het leven, zodat de angst het leven kwijt te zijn wel de harten benauwt, maar tegelijk de deuren gesloten worden, opdat het licht en het leven van de genade niet door kan stralen in de worsteling van de wereld.
Daar gaat een dubbele werking van Christus' opstanding uit: de genade werkt door en de verharding werkt door. Die rechtvaardig is, die zal nog meer rechtvaardig worden en die geheiligd is, die zal nog meer geheiligd worden en die onrecht doet, die gaat meer onrecht doen en die vuil is, gaat nog vuiler worden.
Het staat alles onder spanning en wel onder deze spanning, dat het leven geopenbaard is midden in de dood. Het is alles gezet in de atmosfeer van de opstanding van Christus.
De gemeente gaat naar de voleinding. De Geest leidt haar in de waarheid, zodat ze wandelt in het licht en ze kent de Naam van Christus tot verlossing. En die gemeente gaat al meer verstaan wat de betekenis van de opstanding van Christus is, het al wijder zien en er al dieper voor buigen, zodat ze die boodschap van de verlossing uitdraagt tot aan de einden en het licht van de opstanding doordringt tot op de bodem van de dingen.
De gemeente staat onder druk. Het is Pinksteren geweest. De Geest zal ons leiden. Het gaat naar het einde.
Maar ook de wereld staat onder de spanning van Christus' opstanding. Ze hebben de Heer van de heerlijkheid gekruisigd, ze hebben de zegen van Zijn opstanding ontkent, ze hebben die genade, die God de wereld bewees, van het lijf geslagen, ze graven zich al dieper weg in de ellende van de dood. Ze hebben de Herder geslagen en ze zijn er telkens op uit om de schapen te verstrooien.
Het gaat druk tegen druk. De vuilheid neemt toe, al houdt ze soms gelijke tred met de beschaving.
En God zal Zich al meer een volk toebereiden aan Zijn dienst gewijd. Er is een groeiende opstandingsgemeente, groeiend, niet altijd in getal, maar wel in de kracht van het geloof.. En er is een groeiende kerk van de antichrist.
De rest van Abraham, tegen de rest van de wereld. Zo is er een werking van atmosferen in de wereld. Christus is opgestaan. En die dag van de opstanding was het begin van de voleinding. De tekenen van het einde zijn op die dag al vertoond.
Een graf werd geopend, de aarde beefde, de vijanden vluchten, de vuilheid werd openbaar, de mens van de zonde wierp zijn slagschaduw reeds vooruit in de vergadering van het Sanhedrin.
En een gemeente werd vergaderd onder aardbevingen en bedreigingen en ze kwamen bijeen met gesloten deuren vanwege de vijanden.
Het gehele wereldbestek werd in de gebeurtenissen van die ene dag reeds afgetekend.
Het leven werd geopenbaard in zijn overwinnende kracht, want het was het leven van Jezus Christus, de eeuwige Zoon van God.
En de dood werd openbaar in de verharding tegen de genade.
Dat moet alles nu vervuld worden en tot de hoogste spanning worden opgevoerd, ook in ons, die deze boodschap hebben gehoord.
Wij hebben het leven. Weet u wat u nu zegt? Verstaat u wat u belijdt?
Wij hebben het leven, dat is: wij moeten al meer afsterven aan alles wat vreemd is aan de opstanding van Jezus Christus, wij moeten al meer leven door en uit het leven, dat uit Hem is, opdat wij geen dwaasheid spreken wanneer wij getuigen, dat ons het leven is geopenbaard, maar in het geloof belijden, dat Christus is opgewekt, opdat Zijn leven in ons geopenbaard wordt.
En dan mogen wij Zijn getuigen zijn tot aan het einde van de dagen, in het branden van de tijden, in het doorwerken van de verharding, in het naderen van de antichrist, in de schaduwen van het wereldeind.
Want dan zullen wij door Christus' kracht bevestigd worden in het geloof, dat door Zijn opstanding het leven en de onverderfelijkheid aan het licht is gebracht.
En dan zullen we leven door Zijn kracht. Want Hij heeft overwonnen en Hij overwint in ons, die de Zijnen zijn. Amen.