Preek van ds. J.W.Tunderman
Gehouden te Helpman
op 1-1-1942
75:4
118:8
Luc. 12:22-40
Matth. 6:33
145: 2, 3, 5 en 6
84:6
Schriftlezing:
Lucas 12:22-40
Oproep om niet bezorgd te zijn
22En Hij zei tegen Zijn discipelen: Daarom zeg Ik u: Wees niet bezorgd over uw leven: over wat u eten zult, of over uw lichaam: waarmee u zich kleden zult.
23Het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding.
24Let op de raven: zij zaaien niet en maaien niet, zij hebben geen voorraadkamer en geen schuur, en God voedt hen. Hoe ver gaat u de vogels te boven?
25Wie toch van u kan met bezorgd te zijn één el aan zijn lengte toevoegen?
26Als u dan ook het minste niet kunt, waarom bent u over de andere dingen bezorgd?
27Let op de lelies, hoe zij groeien. Ze werken niet en spinnen niet, en Ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet gekleed ging als één van deze.
28Als God nu het gras op het veld, dat er vandaag is en morgen in de oven geworpen wordt, zo bekleedt, hoeveel te meer u, kleingelovigen!
29En u, vraag niet wat u eten of wat u drinken zult, en wees niet verontrust.
30Want naar al deze dingen zoeken de volken van de wereld. Uw Vader echter weet dat u deze dingen nodig hebt.
31Maar zoek het Koninkrijk van God en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.
32Wees niet bevreesd, kleine kudde, want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven.
33Verkoop uw bezittingen en geef de opbrengst weg als liefdegave. Maak voor uzelf beurzen die niet verslijten, een schat die niet opraakt, in de hemelen, waar de dief niet bij komt en die door de mot niet aangetast wordt.
34Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
35Laten uw lendenen omgord zijn en de lampen brandend.
36En u, wees gelijk aan mensen die op hun heer wachten, wanneer hij terugkomt van de bruiloft, om hem, als hij komt en klopt, meteen open te doen.
37Zalig zijn die slaven die de heer bij zijn komst wakend zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u, dat hij zich zal omgorden en hen aan tafel zal nodigen en bij hen zal komen om hen te dienen.
38En als hij komt in de tweede nachtwake of als hij komt in de derde nachtwake en hen zo aantreft, zalig zijn die slaven.
39Maar weet dit, dat als de heer des huizes geweten had op welk moment de dief komen zou, hij gewaakt zou hebben, en niet in zijn huis zou hebben laten inbreken.
40U dan, wees ook bereid, want op een uur waarop u het niet zou denken, zal de Zoon des mensen komen.
(Herziene Statenvertaling, 2010)
Tekstlezing:
Matth. 6:33
33Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.
(Herziene Statenvertaling, 2010)
Matth. 6 : 33 Helpman
1-1-'42
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Op de nieuwjaarsdag hebben de meeste mensen zich losgemaakt uit de kring van gedachten en overleggingen, die hen op de oudejaarsavond in haar greep had. Een nieuwe dag is nu weer aangebroken en daarmee een nieuw jaar. De harten richten zich nu op de toekomst. De vraag wordt gesteld: wat zal dit jaar ons brengen? welke vooruitzichten zijn ons geopend? welke verwachtingen mogen gekoesterd worden?
Nu wij hier samen zijn als gemeente van de Heere, maken wij ons van die vragen niet los. Waar zouden de vragen zo zuiver gesteld kunnen worden als in de kerk van de Heere? En waar zouden de verwachtingen hoger gespannen kunnen zijn dan hier voor het aangezicht van de Heere?
Wij zijn hier voor de Heere verschenen met de verwachtingen, die reeds in ons leefden. Maar ook worden door de prediking de hoogste verwachtingen in ons gewekt. Gelovig zullen wij in deze dienst van het Woord onze verwachtingen uitspreken.
Wij staan hier voor het aangezicht van de Heere om Hem onze lof en dankzegging toe te brengen in de verwachtingen, die wij zullen uitspreken. Dat zal immers niets anders zijn dan een antwoord op het woord van de belofte in Jezus Christus. Maar dan is wel duidelijk, dat dit iets anders zal zijn dan de wensen, die de mensen voor in de mond liggen en die ook in ons hart om de voorrang worstelen. Wij zullen ons moeten wachten iets anders uit te spreken dan datgene wat Gods Woord Zelf bij ons heeft gewekt.
Dat moet aan de ene zijde betekenen, dat onze verwachtingen worden besnoeid en geknot door het Woord van de Heere. Van onze valse hoop zullen we afsterven. Wij zijn hier niet verschenen, opdat een luchtig optimisme door het Woord van de Heere zou worden gevoed. Want zulk een optimisme is niets dan de wens van het vlees, dat zich niet gewonnen wil geven aan God.
Maar dit moet aan de andere zijde betekenen, dat door het Woord van de Heere de hoogste verwachtingen in ons hart worden gewekt. Wat de Geest van Christus ons hier wil doen uitspreken is daarom wel geheel iets anders dan het donkere pessimisme, dat in de toekomst geen licht ontdekken kan. Want verwachting die het Woord van de Heere oproept heeft niet slechts betrekking op de toekomst van de Heere, maar ook op de periode, die ons nu nog scheidt van de dag van Christus. De Godzaligheid, zegt de Apostel Paulus, heeft een belofte voor het tegenwoordige en voor het toekomende leven. Zo worden onder de bediening van het Woord ook voor het jaar 1942 in ons hart de hoogste verwachtingen gewekt.
Wij weten niet wat dit jaar ons brengen zal. De oorlog zal in ieder geval een schrede nader tot de beslissing komen. Ontzaglijk veel leed en jammer staat de mensheid te wachten. Indien de voortekenen niet bedriegen zal dit jaar een van de verschrikkelijkste bloedjaren uit de geschiedenis worden. Daarbij zullen de moeiten van de oorlogvoerende volken steeds groter worden. De vraag gaat dringen: wat zullen we eten en wat zullen we drinken en waarmee zullen we ons kleden? Dit alles zal de demoralisatie doen toenemen. Hoe zal Gods wet dit jaar op ongekende wijze overtreden worden.
Dat brengt ons bij de hoofdzaak van deze tijd: de ontkerstening schrijdt dagelijks op ontstellende wijze voort op haar weg. Men is reeds meer dan een eeuw bezig het leven los te maken van Gods genade maar dat werk vordert in deze jaren met reuzenschreden.
Daarom staan wij voor tal van vragen: hoe zal het gaan met ons werk, met het zakenleven, met voedsel en kleding, met de staten en de volkeren, met ons volk en ons vaderland, met het Westen en met het Oosten, met de prediking van het evangelie, met het christelijk leven, met de opvoeding van onze kinderen, met het christelijk onderwijs, met de opgroeiende jeugd, met de plaats van de kerk in de samenleving, met de taak, die de gelovigen in het openbare leven te volvoeren hebben voor de komst van het Koninkrijk van God?
Nog eens: we weten niet wat dit jaar ons zal brengen. Maar het Woord van God wekt bij ons de hoogste verwachtingen. En het Woord van God laat u niet gaan tenzij u deze verwachtingen gelovig hebt nagesproken. Daarom wordt ons gepredikt: zoekt eerst het Koninkrijk van God en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.
Deze woorden bevatten allereerst een eis, waarin het recht van de Heere tot ons komt. Zij zijn genomen uit de bergrede. Daarmee zijn de mensen nog steeds bezig. De invloed, die de bergrede op onze samenleving heeft uitgeoefend, is nog niet geheel weggesleten. Voor allen is daarin iets imponerends. Die absolute, onverbiddelijke eis heeft zelfs hen, die zich van het geloof der Schriften hebben afgewend, nog niet geheel losgelaten.
En toch zegt men: dat is dwaasheid. Zulk een leven behoort tot het onmogelijke. Wie zal in staat zijn zich zo tegenover God en zijn naaste te gedragen? Er is al zoveel moeite en strijd. Moeten we nu deze last er nog bijnemen? Houd dat maar eens een dag vol.
Wie zich zo tegenover de bergrede stelt, moet zich wel wanhopig voelen. U hoort hier de ene onuitvoerbare eis na de andere. En in de woorden van onze tekst komt aan het begin van dit jaar, dat wel het moeilijkste van ons leven kan worden, een onmogelijke eis tot ons: zoek eerst het koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid.
Maar wanneer wij zo spreken, hebben we de bergrede niet verstaan. In de bergrede komt niet de ene na de andere absolute eis tot ons, maar Christus en Zijn genade. Daarom moet u hier de Christus zien. Hij heeft de wil van de Vader in volmaaktheid gehoorzaamd. Aan deze absolute, voor ons onmogelijke eisen, heeft Hij voldaan. Daarmee heeft Hij de Zijnen verlost van de vloek van de wet. Hij heeft gebogen onder de last van de wet van de Heere, opdat wij eeuwig vrij zouden staan, nooit meer een juk ons zou drukken en wij altijd zouden leven door Zijn overvloeiende genade. Wij zijn niet meer onder de wet maar onder de genade. Gods gebod hield daarmee op een last voor ons te zijn. In Christus is het ons een vreugde om naar de wil van de Vader te leven.
Daarom komt hier niet een absolute eis tot ons: u moet dit doen en dat. Maar Christus openbaart ons hier de wil van de Vader voor het verloste leven. Wie niet door de genade van de Heere tot het leven in de gemeenschap met God werd vrijgemaakt, leest hier niets dan onvervulbare eisen. Maar wie die vrijmaking achter de rug heeft en in het nieuwe leven werd overgezet, die weet, dat de genade van Christus ons ook hier wordt verkondigd. Christus heeft ons het leven van de hemel geopend.
De verloren gemeenschap met de heerlijkheid van God werd hersteld. Gods genade verkrijgt nu de leiding in het leven van de gelovigen. Daardoor werd de tegenstelling tussen het leven van de hemel en het leven van de aarde, die door de zonde gekomen was, weer overwonnen. Er is nu één leven in de hemel en op de aarde. Dat is het leven met God. Daar is Christus in het heiligdom en hier zijn de gelovigen, die door Zijn Geest werden vrijgemaakt van de dienstbaarheid van de verderfenis.
Dat is nu het koninkrijk van God. Hij heerst op de aarde gelijk als in de hemel. Want waar Gods Geest heerschappij verkrijgt, daar wordt niet meer geleefd in de richting van het eigen hart, maar in die van de liefde van de Vader. Christus heeft hierin Zijn overwinnende kracht betoond, dat Hij Zich een volk schiep om in Zijn Koninkrijk te leven, een volk, dat gewillig is om naar alle geboden van God te beginnen te leven. Door die genade werd ons leven totaal nieuw. Want Hij heeft er een nieuwe basis onder gelegd. Dat doet ons in nieuwheid van het leven wandelen. Dat is het leven in het koninkrijk van de genade.
Daarom moet niemand zeggen: daar komt nu een onvervulbare eis op mij af. Het is bij mij totaal afgesneden om naar die eis te leven. Zeg toch: daar is Christus, Die het wonder van Zijn genade in ons werkt. Daar komt Hij, Die ons leven maar heeft aan te raken met Zijn vinger en het is alles nieuw geworden.
In dit woord, dat wij eerst het koninkrijk van God moeten zoeken, komt niet een nieuwe last bij al de lasten, die we reeds te dragen hebben. Er wordt geen pak op onze schouders gelegd, maar Christus neemt het juk van ons af en maakt ons volkomen vrij om te leven onder Zijn genade. Zo worden wij hier in de vrijheid van de Geest gezet.
In het voorgaande heeft Christus gesproken van een tegenovergestelde levenshouding. Blijkbaar was deze in Zijn dagen onder Israël gewoon geworden: het vertrouwen op de mammon, dat is het zoeken van de vastheid van het tijdelijke leven in de levensomstandigheden. Dat is de houding van het ongeloof. Daarbij werd de vastheid niet gezocht in het verbond van de Heere, in Jezus Christus. In het praktisch leven werden de steunpunten gezocht. En wanneer die steunpunten het begaven dan kende de jammer geen grenzen: wat zullen we eten en wat zullen we drinken en waarmee zullen wij ons kleden? En dan wijst Christus dat als een vreemd element uit buiten de gemeenschap van de Zijnen: alzo zoeken de heidenen.
En Hij wijst dat zo scherp en beslist af, dat Hij Zijn discipelen waarschuwt tegen een tweeslachtige levenshouding, waarbij men enerzijds het vertrouwen stelt op de genade van het verbond en anderzijds op een praktisch gegeven uit het z.g. volle leven. Daarom luidt Zijn Woord hier: u kunt niet God dienen en de mammon. Zelfs de bezorgdheid wijst Hij af: daarom wees niet bezorgd voor de morgen, want de morgen zal voor het zijne zorgen. Maar zoekt eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid.
U voelt wel, dat hier onderscheid gemaakt wordt tussen tweeërlei levensinstelling. Wat Jezus hier afwijst is niet het zorgen voor de dag van morgen. Dat zou wel geheel in tegenspraak zijn met dat voorbeeld, dat Jezus gebruikt van die man, die zijn huis op een steenrots gebouwd heeft. Deze man heeft vooruit gezien en zijn maatregelen getroffen.
De Heere Jezus bedoelt niet, dat wij als de vogels en de bloemen leven zullen. Want wij zijn geen vogels of bloemen, maar mensen, dat is: schepselen met verantwoordelijkheid voor eigen leven en medeverantwoordelijkheid voor het leven van de hele wereld. Ook het economische leven is door God geschapen en onder Zijn wetten gesteld.
Het moet naar Zijn bedoeling door de mens tot ontplooiing worden gebracht. Zo min als ergens elders mogen de gelovigen de ontplooiing van dit deel van de geschapen wereld aan hen overlaten, die zich gesteld hebben onder de leiding van de geest van het ongeloof. Ook in het economische leven, dat is in het leven van het vooruit zorgen, moet de Geest van de Heere het leven van de mensheid verheerlijken. Ook dat ligt onder het beslag van de verlossing.
Maar wat Jezus hier afwijst is een houding, waarin de verlossing van het economische leven wordt ontkend, waarin de hoop van het hart gesteld wordt op een zeker economisch gegeven: zoveel geld in de la of zoveel kracht in de werkhanden of zoveel energie in het zakendoen of zoveel gunstige omstandigheden in de conjunctuur. Wat zoekt men daarin? Wel, daarin zoekt men een vaste basis voor het aardse leven, een betrouwbare grond, waarop men zijn hoofd kan neerleggen.
Zulk een leven is een buigen onder zware lasten. Men behoeft nog geen geldduivel te zijn om de mammon te dienen. Ik denk aan de mensen, die geen rust vinden in de arbeid, die altijd in het gespan zijn en zichzelf geen rust gunnen, voor wie het leven een jagen geworden is. Dat is ook mammondienst.
Jezus neemt u deze last van de schouders en Hij stelt u in de vrijheid: zoekt eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid. Dat betekent niet: neem er toch vooral de tijd af voor wat godsdienstige ogenblikken. Maar dat wil zeggen: laat uw vertrouwen toch in iets anders rusten. Eet en drink in het geloof van Gods koninklijke tafel.
Wat is het zoeken van het Koninkrijk van God? Het is geloven, dat de hemel geopend werd en het leven van de aarde onder die geopende hemel een verlost leven geworden is. Het leven van de hemel en het leven van de aarde is één geworden. Wat de heerlijkheid van de hemel is, is nu ook de heerlijkheid van de aarde. Daar glanst het leven van de gemeenschap met God. En hier zal het leven in diezelfde gemeenschap bloeien. En daar spreidt Gods liefde het licht over alle dingen. Zo zal die liefde ook hier alle dingen zetten in de glans van Zijn liefde. Zoekt eerst het Koninkrijk van God, dat is: zoekt het in het geloof zo toch te zien, dat Christus u alles is.
U verstaat nu wel, dat het Koninkrijk van God niet alleen betrekking heeft op dat deel van ons leven, dat gewoonlijk het leven van de ziel wordt genoemd. Ons hele leven staat in het licht van de hemel: ons geloof, maar ook ons geld, ons dienen van de Heere in de gemeenschap van Zijn kerk, maar ook ons werk in de maatschappij, uw gezin en uw zaak, uw kinderen en uw overleg in de zorgen van het leven. Zover als het geschapen leven zelf reikt, zover gaat de verlossende kracht van de genade. Zo diep en zo wijd en zo breed als uw leven is, zover zal het koninkrijk van God uw leven omzetten en beheersen. Dat koninkrijk heeft dus niet betrekking op een deel van ons leven maar geheel de ontplooiing van ons leven en wel naar alle zijden ligt onder het beslag van dat koninkrijk.
Daarom staat hier niet slechts dat wij het Koninkrijk van God zullen zoeken, maar ook de gerechtigheid van de Heere. Dit is het recht, dat we zoeken zullen: het recht, dat Hij uitoefent over geheel ons leven, Hij wil van alles de Eigenaar zijn. Er is geen aspect van het leven, waarin wij op onszelf staan, los van de heerschappij van de genade.
Dat recht van de Heere zullen we zoeken. Zijn genade kocht ons vrij in ons hele leven. Wij zijn nu het eigendom van Zijn liefde met lichaam en ziel, met onze geldzorgen en zakenmoeilijkheden, met onze arbeid en ons zwoegen. In dat alles zullen wij eerst vragen naar het recht Zijner liefde.
De heerschappij van die liefde van de Heere zal onze vastheid zijn. Wij zullen leven onder een open hemel, alles verwachten van de opening van de hand van de Heere over ons, eten uit Zijn hand, dagelijks leven uit Zijn overvloed.
Zoekt eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid. Voor Zijn Koninkrijk zullen we leven. In dat koninkrijk vindt ons leven zijn bestemming. Want dat koninkrijk moet het volkomen winnen in deze wereld. Eenmaal zal alles in het leven der kerk tot zijn vervulling komen, de laatste zal worden toegebracht, het laatste stuk van het leven zal aan de heerschappij de genade onderworpen worden. Dan zal het koninkrijk ten volle worden geopenbaard in zijn heerlijkheid, wanneer Jezus Christus voor aller oog de hemel zal openen en voor ieder blijken zal dat één leven geleefd werd in de hemel en op de aarde, door Christus en door de Zijnen.
Ons leven is een dienen in dat koninkrijk. En zolang onze dienst duurt zal God voor ons zorgen. Zoek eerst het koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.
Daarin ligt niet, dat we altijd een overvloed aan eten zullen hebben en dat we maar hebben te grijpen en de kleren hangen al klaar. Maar daarin ligt, dat God voor spijzen en kleding zorgen zal, zo lang als ons dienstwerk op aarde duurt. Al deze dingen zullen u toegeworpen worden. Dat betekent dus niet: een overvloed wordt u in de schoot geworpen. Wat zoeken de heidenen? Zij zoeken de vastheid van hun leven in het aardse leven zelf. Daarin zijn ze dienaren van mammon.
Nu, dit wordt ons zonder maat toegeworpen, want wij vinden onze vastheid in de hemel, in Christus. Zien wij op Hem dan zijn alle moeilijkheden weg, alle nood is verdwenen. Wij staan volkomen vrij voor de dienst in het koninkrijk. Er is niets, dat ons terug houdt om de Heere te dienen. Eenmaal vroeg Christus aan Zijn terugkerende discipelen: wanneer Ik u uitzond zonder buidel of mantel, heeft het u aan een ding ontbroken. Toen moesten ze antwoorden: Nee, Heere.
Zo zal het ons aan geen ding ontbreken. Voor het geloof is er geen nood. Wanneer u op Christus ziet, dan is alle nood overwonnen. Heeft het u aan iets ontbroken? Nee, Heere, want onder de geopende hemel is geen nood.
Nu ons tijdelijk leven door zo velerlei nood bedreigd wordt, zullen we het nieuwe jaar ingaan in het vertrouwen van de kinderen van het Koninkrijk. Wij zullen leven in het geloof, dat er één leven is: daar in de heerlijkheid en hier in de strijd, het éne leven van Gods genade. Wij zullen leven in het vertrouwen, dat de Heere Zijn hand over ons openen zal.
Zo zal dan ook dit jaar ons leven in zijn gehele ontplooiing gezegend worden uit een geopende hemel. Daarin worden de hoogste verwachtingen in ons hart gewekt. Ik zeg niet, dat we dit jaar geen gebrek zullen lijden en dat de nood in de wereld niet geweldig groot zal zijn. Maar in de nood, zullen we leven in het koninkrijk van de Heere, waarin geen nood wordt gekend, maar ons leven zich ontplooit door de zegen van de genade. Rijk en vol zal het zijn ook als er geen brood meer in de kast mocht zijn.
Want het zal bestraald worden uit de hemel en het leven van de hemel zal afglanzen in de nooddruft die de hand van de Heere ons toereikt.
Wat ons wordt toegezegd doet ons de hoogste verwachtingen koesteren.
Voor uw geloof zal er dit jaar geen nood zijn, maar u zult Christus zien in Zijn heerlijkheid, en er zal een geopende toegang zijn tot de troon van de genade, het koninkrijk van God komende in heerlijkheid.
Zo hebben wij hier dan als volk van de Heere onze verwachtingen voor het jaar 1942. Die verwachting rust geheel in Gods belofte. Alleen in het geloof aangaande die belofte zult u iets durven verwachten voor dit jaar, zult u alles verwachten, het leven en de overvloed.
Amen.